woensdag 8 december 2021

Gele bloemetjes

Hoge gele bloemetjes in het gras

Ineens zie ik ze. Hun lichte kleur in het groene gras trekt vanuit het niets mijn aandacht. Ik steek mijn hand uit en ontdek wat het zijn: kleine gele bloemetjes. Het is augustus 2021. Al uren klauteren we over een berg in Oostenrijk. We genieten van alles wat de natuur ons te bieden heeft. Bij dat indrukwekkende landschap vallen deze bloemetjes in het niet. En toch maken juist zij me ontzettend vrolijk. Waarom?


 

In eerdere blogs over mijn reizen vertelde ik al hoeveel mijn andere zintuigen me over mijn omgeving vertellen. En ik geniet ervan te horen over de omgeving. Zodat ik een idee krijg van de sfeer, zodat ik indrukken beter kan plaatsen en ontdek hoe anders het is dan thuis. Al is dat laatste soms lastig. Na beschrijvingen van huisjes in een schattig dorpje, besef ik dat ik niet eens weet hoe de huizen in mijn eigen straat eruitzien. Niet dat ik daarop zit te wachten. Al dat soort feiten opslaan, als kille woorden die niets aan mijn dagelijkse leven veranderen, ik moet er niet aan denken.

 

Beschrijvingen maken mijn omgeving groter, omdat ik dingen meekrijg die anders letterlijk en figuurlijk aan me voorbij zouden gaan. Ze geven me ook een beeld waarvan ik weet dat het vaak niet helemaal klopt. Omdat het onmogelijk is een visuele indruk volledig om te zetten in taal. Omdat details soms het beeld juist vertroebelen, ik het basisidee dan mis. Omdat ik net als ieder ander associaties heb bij bepaalde woorden. Omdat ik ineens basiskennis blijk te missen om een term te plaatsen die voor velen zo vanzelfsprekend is. Dat alles maakt dat beschrijvingen worden vervormd tot indrukken die niet stroken met het beeld van de beschrijver. Daarom is het heel leuk onderweg ook dingen aan te raken en zo het beeld (dat niks met zicht te maken heeft) te vormen of bij te stellen. Dat betekent absoluut niet dat ik onderweg steeds wil stilstaan om bijvoorbeeld alle verschillende planten en bomen te voelen. Alsjeblieft zeg. Ook zonder voelen en beschrijvingen vormt zich een indruk en kan ik daarvan genieten.

 

Maar soms geeft het zien zelf blijkbaar nog steeds voldoening. Op deze wandeling beklimmen we de Teufelstein, een rots met een bijzondere vorm bovenop de bergtop. Een grijs ding, meer is het voor mij niet. Dus waar ik me kan vasthouden en mijn voeten kan plaatsen, weet ik alleen dankzij de instructies van mijn vriend. Hoewel hij me geruststelt dat ik echt niet zomaar van de berg af rol, is het ineens toch spannend. Ik weet alleen het bestaan van hetgeen letterlijk binnen hand- en voetbereik is. Dus wanneer ik weer afdaal en mijn voet in het luchtledige bungelt, mijn been uitgestrekt tot het uiterste, en ik de plek voor mijn volgende stap niet kan vinden, durf ik me even niet verder te laten zakken. Er wordt me verzekerd dat echt vlak onder mijn voet een breed uitsteeksel van de rots is waar ik prima op kan landen, maar wat nou als ik die toch mis? Als ik weer beneden ben, vertelt hij me hoe mooi het was door die rots wat hoger te staan en andere bergtoppen te zien. Kijken? Daar heb ik door al die spanning geen moment aan gedacht. Wat zonde! En dus klauter ik na wat twijfel nogmaals omhoog. Dit keer zijn de aanwijzingen eigenlijk al niet meer nodig. Zelf weten hoe iets in elkaar zit geeft zo veel vertrouwen. Eitje, die rots. Maar waarom deed ik dat? Heb ik nu een betere indruk van die bergtoppen? Nee, totaal niet. Maar ze veranderden van woorden, die iemand me ook thuis had kunnen vertellen, in een eigen bevestiging van hun bestaan.

 

Dat is nog steeds geen antwoord op mijn eerste vraag. Die bloemetjes, waarom word ik daar zo blij van? Ben ik dan ondanks alles toch nog steeds dat kleine meisje, dat met haar neus tegen het papier van een boek met enorme letters gedrukt leest, en de hoofdpijn voor lief neemt? Ze verslond brailleboeken, maar was er veel trotser op dat ze ook gewoon in de bieb boeken uitzocht. Van dat idee ben ik gelukkig al tijden verlost. Sterker nog, braille heeft nog veel meer voordelen dan zonder moeite kunnen opgaan in een verhaal. Deze vakantie nog ging mijn vriend naar binnen omdat hij te weinig zag, en zat ik nog een tijd heerlijk in het pikkedonker te lezen terwijl het kabbelende beekje mijn oren vulde.

 

Ik weet als geen ander dat ik iets niet hoef te zien om het mooi te vinden. Al kan ook ik blij worden van kleur, en is dit een opvallend contrast. Misschien zijn de bloemetjes een geruststelling: hoewel kleuren meer en meer verscholen blijven achter een grauwe waas, komt deze zomaar binnen. Ik ben kleur nog niet kwijt.

 

Ik probeer steeds minder met mijn beetje zicht te doen. Turen zonder veel resultaat, wetend dat ik op die manier nooit de indruk ga krijgen die ik van een omgeving wil, is eerder frustrerend dan nuttig. Weten en doen zijn daarin overigens twee totaal verschillende dingen. Soms versterkt die vage indruk van donkere en lichte vlakken een beschrijving net genoeg om die beter te duiden of misvattingen in mijn hoofd te herstellen. En ik denk dat de meesten met nog een beetje restvisus, zoals dat heet, dit zullen beamen: het mag dan veel moeite kosten, maar kan verrekte handig zijn.

 

Dat verklaart nog steeds niet volledig mijn vrolijkheid. Het is bijna altijd de ander die iets moois of opvallends ziet en mij er dan op wijst, het beschrijft of mijn hand erop legt. Dat vrolijk gele zag ik ineens, totaal onverwachts. Misschien is het stiekem tóch gewoon leuk iets zelf te ontdekken door het te zien. Of misschien... Ik geef het op. Hoe meer ik het probeer uit te leggen, hoe ingewikkelder het wordt. En als dit moment één ding niet was, was het ingewikkeld. Het was gewoon dit. Ik vond gele bloemetjes. Ik vond ze mooi.

1 opmerking: