vrijdag 8 augustus 2025

Blinder deel 7: En toen was er weer licht

Stuk van een blauw douchegordijn met twee roze vogeltjes met rode vleugels en staarten, gele snavels, een wit gezicht en donker oog. Ze staan op groene takken. Ze zijn omringd door witte bloemetjes en onder hen loopt een rand met bloemenpatroon.

“Wil je het zien?” vraagt de oogarts nieuwsgierig. Terwijl ik totaal van de wereld op de operatietafel lag, haalde zij de mist uit mijn rechteroog. Voorzichtig tilt ze even het kapje van mijn oog. Licht stroomt naar binnen. Verwarrend, overweldigend, nietszeggend licht. Ik weet niet wat ik ermee aan moet.


 

Eerst even dit

Voor ik je meeneem in de vreemde trip die volgde, moet je een paar dingen weten. Het belangrijkste: ik was blind, ben blind en zal altijd blind blijven. Of, omdat ik nog iets kan waarnemen maar dat echt niet onder de noemer ‘slechtziend’ valt, maatschappelijk blind. Ten tweede: dat ik ook maar iets met dat beetje zicht kan, is niet omdat ik letterlijk zie wat er voor me is. Het komt omdat hersenen zo waanzinnig handig zijn om conclusies te trekken op basis van alle beschikbare input. Hoe weinig die ook is. Als ik zeg dat ik een tafel zie staan, zie ik niet een tafel. Ik zie niet waarvan die is gemaakt, ook niet de precieze vorm. Ik zie een vlek, een kleurcontrast, dat ik in een bepaalde context heb leren herkennen als ‘tafel’. Zou diezelfde tafel ineens midden op straat staan, en zou mijn oog daar überhaupt al toevallig op focussen, dan zou ik hem hoogstwaarschijnlijk niet herkennen. Ten derde: juist omdat ik maar zo weinig zie, is elk beetje meer of minder zicht enorm. Een procentje verschil merk jij misschien niet eens op. Voor mij… Oordeel zelf maar.

 

Dag 1: Dansfeest

Gisteren, toen ik thuis heel eventjes mijn ogen open had, dansten grote lichtvlekken vlak voor mijn gezicht een pijnlijke jig. Hoewel de oogarts me had gewaarschuwd, schrik ik er ook vandaag van hoe extreem lichtgevoelig ik ben. En dat zegt wat, want fel licht en ook normaal buitenlicht kan ik al heel lang niet goed meer verdragen. De zonwering is naar beneden en ik draag mijn donkerste zonnebril. Toch is in die schemering zelfs een wit vel papier dat op tafel ligt een marteling. Op onverklaarbare plekken doen grote felle lampen een wilde dans. Ik word er naar van. En in de gang, waar mijn linkeroog een klein streepje licht vanachter het gordijn vandaan ziet piepen, meldt rechts hardnekkig dat er een enorme bouwlamp naar binnen schijnt. Als ik tijdens de controle in het ziekenhuis hoor wat mijn oog allemaal te verduren kreeg, stelt me dat wat gerust. Als de boel geneest, wie weet hoe het dan bijtrekt. Op wat niet te onderdrukken nieuwsgierige hele korte spiekmomenten na, blijft mijn oog veilig dicht.

 

Dag 2: Rare trip

Terwijl ik versuft op de bank lig, probeer ik af en toe naar de wereld te gluren. Alles danst. In de blauwe muur voor me zie ik het poortje dat naar mijn werkkamer leidt. Waar de zijkant van de boog de muur raakt, gaat het blauw over in wit. Maar mijn oog probeert me ervan te overtuigen dat die delen geen geheel vormen. De zijkant van het poortje druipt schuin naar beneden van de muur af en lijkt enorm, alsof een dikke blauwe substantie door zijn eigen gewicht is uitgerekt.

 

Als ik later vanwege het mooie zomerweer in een tuinstoel hang, komt de wereld angstaanjagend op me af. Een onzichtbare hand trekt onze trap, die ik nooit eerder bewust zag liggen, aan één kant naar me toe. Het ding hangt zwevend vanaf de plek waar hij zou moeten liggen tot waar ik aan de andere kant van de tuin zit. De felglimmende, enorme verticale strepen – de sporten – swingen fanatiek heen en weer. Ik voel me Alice, belandt in een wereld voor reuzen. Wat een rare trip! De beklemmende mist is weg en dat voelt vrijer. Maar al die vlekken die op me afkomen, zijn imponerend. Waar ben ik in vredesnaam aan begonnen?

 

Dag 3: Leren zien

Vanachter mijn zonnebril deed licht gisteren al bijna geen pijn meer en vandaag lijken in ons donkere, tegen de hitte afgesloten huis de verhoudingen en afstanden al iets beter te kloppen. Wel zie ik ineens een rare dansende vlek op het douchegordijn, die ik met links niet terug kan vinden. Ik kijk nog eens goed en ontwaar met mijn rechteroog met moeite de vorm van een – ja, wat stond er ook weer op? Au, gauw oog dicht. Maar de les is helder: voor mij was mijn linkeroog lange tijd de waarheid, maar rechts ziet nu weer meer. Dus als links iets niet ziet, wil dat niet zeggen dat wat rechts doorgeeft niet klopt. Alleen kan ik van die beelden nog niet echt chocola maken.

 

Als ik later over de salontafel tast omdat ik niet snap waarom ik ineens een witte streep op het blad zie, treffen mijn vingertoppen de afstandsbediening. Een techniek die ik de komende tijd vaker toepas: voelen wat ik zie. Misschien kunnen mijn hersenen op die manier leren om van deze vreemde input iets te maken waaruit ik conclusies kan trekken. Hoe vaak die ook fout zullen zijn. Dat is niks nieuws. Bukken om mijn hond te aaien en de donkere werktas van mijn vriend kriebelen, denken dat er nog eten op mijn bord ligt en proberen een plaatje op het servies aan te prikken; de voorbeelden zijn ontelbaar.

 

Wat het nog verwarrender maakt, is dat het beeld dat mijn rechteroog me geeft vele tinten lichter is. Alsof het zonnebrilglas voor mijn linkeroog nog donkerder is dan het rechter. Welk beeld is echt? In mijn geval waarschijnlijk geen van beide. Maar is alles wat we zien niet sowieso alleen wat onze hersenen ervan maken?

 

Dag 4: Op het randje van het ravijn

Een heel lichte, brede strook, dat is het pad. Donker ernaast, waarschijnlijk groen, moet het gras zijn. Langzaam breng ik mijn omgeving in kaart als ik even spiek in het hondenlosloopgebied. Volgens links is gras een egale massa. Het minikokertje van rechts registreert ineens licht- en donkerverschillen. Terwijl ik me voortbeweeg, trekken die in rap tempo aan me voorbij. Om zeeziek van te worden! Gauw dat oog weer dicht.

 

Op de terugweg check ik bij mijn vriend of de auto, die ik als zodanig herken aan de echo van een groot object naast de stoeprand, echt donker is. De kleur voelt overdreven, wel héél donker vergeleken met de tinten eromheen. En zo groot! Alles is zo ‘in your face’. De auto blijkt zwart. De grijze auto ernaast lijkt minder ‘in-your-face’-donker, maar daar blijft het bij. Rood lukt beter. En dan begint de boel weer oncontroleerbaar alle kanten op te stuiteren.

 

Met twee ogen twee piepkleine stukjes van de wereld zien die zo verschillen, is heel vreemd en intens. Mijn roze topje is volgens mijn linkeroog egaal donkerroze, en volgens rechts lichtroze met donkere vlekken (schaduwen van plooien in de stof). Dit kun je geen ‘nuanceverschil’ meer noemen. Welke tint komt het meest in de buurt van de ware kleur – als die al bestaat? Of ligt die in het midden?

 

Het handvat van een kastdeur, de donkere vlek van het zeeppompje; alles dringt zich schreeuwend aan me op. In die chaos is zoeken naar de grote lijnen, hetgeen dat me houvast biedt qua oriëntatie, onbegonnen werk. Hartstikke leuk dat er blijkbaar een groot donker logo of andere opdruk op die bak kwark staat, maar ik wilde gewoon even weten waar ik dat ding had neergezet. Dodelijk vermoeiend. Maar elk kijkexperiment biedt meer houvast. En verbazing als ik bedenk dat dit oog vrijdag nog in een ondoordringbare mist staarde.

 

“Staan er plaatjes op het bord?” vraag ik mijn vriend die avond verrast, nadat hij op de stoep voor de Italiaan de ijssmaken voorlas. Voorheen was dat bord een groot wittig vlak. Nu staat die vol met donkere vlekjes. Hij bevestigt. Ik tuur er blij naar en de vlekken beginnen prompt een stuiterfestijn.

 

Op de terugweg kijk ik even mee. De schaduw langs de stoeprand lijkt een oneindig diep en duister ravijn. Auto's aan de overkant van de straat doemen ineens dreigend in mijn beeld op. Palen, schaduwen, een put: vooral donkere objecten nemen ongevraagd mijn hele beeld over – zo'n minikokertje is snel gevuld, maar toch. Doodeng.

 

Dag 5: Broodnodig perspectief

Ik besef iets meer dat mijn rechteroog nu echt meer ziet dan links. Dat was vroeger ook zo, maar al tijden was links de stabielere factor. Geboeid kijk ik opnieuw naar ons douchegordijn. Daar staan plaatjes op, weet ik. Blauwe achtergrond met roze, rood, zoiets. Dat vertelt links me nog steeds. Maar waar dat oog vrij egale vormloze vlekken ziet met aan de bovenkant een wat lichter stuk, meldt rechts me ineens binnen die tint allerlei contrasten. En bovenaan is het niet zomaar lichter, maar wit. Met daarbinnen een sterk afstekende donkere stip.

 

Naarmate de dag vordert, leveren mijn korte kijkmomentjes weer minder en minder op. Om begin van de avond helemaal niks bruikbaars meer op te leveren; ik mag het weer doen met de te felle, springende, niet te duiden vlekken. Geduld! Als een vriendin vertelt dat zij de eerste week na een oogoperatie überhaupt niets met dat oog kon zien, plaatst dat de boel weer in broodnodig perspectief.

 

Dag 6: Te veel, te snel

Wat een verrassing, vooral voor wie me kent. Licht is vervelender en hoewel alles niet zo op me afkomt als een paar dagen terug, is het verschil tussen lichte en donkere vlekken weer nietszeggend extreem, en alles golft. Vandaag maar even helemaal kappen met dat kijken. Met hopelijk snel resultaat, kan ik niet nalaten te denken. Kennis in de praktijk brengen kan zo ingewikkeld zijn...

 

Constant volledig in het duister lopen is niet prettig, maar één oog open en het andere dicht houden vraagt veel van mijn gezichtsspieren. Niet alleen heel kort kijken en wondherstel vreten energie. Ook mijn ogen rust gunnen en ineens nog veel meer dan voorheen non-visueel doen, kost inspanning. Dat proces was al vermoeiend toen het gelijdelijk ging. Nu verandert er veel ineens en tegelijk. Geen wonder dat ik nog niet veel meer doe dan af en toe de hond uitlaten en boeken lezen (braille lezen heeft zo z'n voordelen!).

 

Gedurende de dag lijkt mijn oog de eerdere vooruitgang te herwinnen en er qua uithoudingsvermogen zelfs iets op vooruit te gaan. Mislukt, dat de hele dag niet meer stiekem spieken.

 

Als ik vanuit mijn tuinstoel omhoog kijk naar ons huis, schrik ik me een ongeluk. Waar ik gewend was alleen een steenkleurige vlek te zien op de plek van onze slaapkamer, ziet mijn rechteroog nu op die vlek twee donkere vlekken met daaromheen een witte rand. Ik ‘zie’ de twee openslaande deuren en het kozijn van de eerste verdieping. Terwijl ik hier met mijn voeten op de grond zit. Dat heb ik in de drie jaar die we hier wonen nog nooit gekund. Dit kan weleens beter gaan uitpakken dan ik durfde hopen.

 

Weten hoe het verdergaat?Lees het vervolg.

1 opmerking:

  1. Geweldig, Doreen! Wat heb je dit mooi opgeschreven. Heel verhelderend. Wat een proces maak je door. En hoopgevend, dat laatste stukje! Groetjes van Jelly

    BeantwoordenVerwijderen