woensdag 23 januari 2019

Sneeuwpret?

Wilka staat op bospad in de sneeuw

 
Je hoort minder, je voelt nog minder, je glibbert. Er zijn files en vertragingen waardoor iedereen moppert. En lang stilstaan op het perron is koud. Sneeuw, wat een onnozele uitvinding van de natuur. In mijn hoofd doe ik een Maarten van Rossempje. Maar dan zonder de humor.
 
Middenweg
Ambtenaren zijn de beroerdste niet. Wanneer ze merken dat ik opzie tegen de eerste wandeling in de sneeuw sinds tijden, bieden twee collega’s meteen aan mee te lopen naar het station. En dus lopen we gezellig samen door de binnenstad van Arnhem. Fijn, want geleidehond Wilka moet duidelijk schakelen. Aan elke beweging merk ik dat ze twijfelt over waar ze me moet laten lopen. Sneeuw is een lastige uitzondering. Als de stoep geblokkeerd is, geeft Wilka dit aan en lopen we een stukje over straat. Dat is nu echter geen optie, dat weet zij inmiddels ook. En dus blijft ze zoekend rondkijken naar waar we ongeveer horen te lopen, naar waar de sneeuwhopen niet te hoog zijn, naar wat mijn collega’s doen, en kiest een middenweg. Af en toe duikt ze naar iets op de grond. Ze weet dat het niet mag onder werktijd. Het zegt me genoeg. Het is haar manier om met spanning om te gaan.
 
Normaal gesproken haal ik veel informatie uit de ondergrond, zoals het verschil tussen stoeptegels en asfalt. Dat is nu onmogelijk. Ook voor Wilka vallen veel herkenningspunten weg. Ze doet dappere pogingen om op de goede plek stil te staan om een straat over te steken en slaagt er aardig in zelfs gelijkvloerse stoepranden aan te geven. Het zebrapad bij het station ziet ze niet. Ze houdt in, kijkt opzij of ze kan inschatten waar de straat is en loopt dan toch maar zonder helemaal te stoppen mijn collega achterna. Ik doe net alsof ik het niet merk. Dat ze haar uiterste best doet, is nu even meer dan genoeg.
 
Saamhorigheid
Vlak voor het station hinkt ze ineens op drie poten. Ook dat nog. Ik ben opgelucht als we de stationshal bereiken, weg van de sneeuw en het zout. Tot mijn verbazing staat mijn trein al op me te wachten en rijdt hij nog ook. In Nijmegen bevestigt een app mijn vermoedens: fikse vertragingen van bussen. “Die rijdt tenminste nog”, aldus een medereizigster die ik naar mijn buslijn vraag. Ik informeer hoe lang zij dan al onderweg is. Een uur en drie kwartier, binnen Nijmegen. Ik uit mijn medeleven, zij belooft mijn bus in de gaten te houden. Blijft mooi hoe gezamenlijk reisleed saamhorigheid kweekt. Tot op zekere hoogte. Want hoe naar ik het ook voor haar vind, ik vind het prima die band na slechts een paar minuten weer te verbreken. Ze brengt me naar mijn bus, ik wens haar succes en ik ben alweer onderweg.
 
Wilka zit in de sneeuw
 
Als ik uitstap, merk ik dat er hier meer sneeuw ligt dan in Arnhem. De wereld is volkomen verstild. De enkele stapvoets rijdende auto op de anders zo drukke weg is absoluut niet genoeg om te bepalen of ik niet per ongeluk op de rijbaan beland. Stoep en fietspad zijn gelijkvloers, waardoor er zelfs geen onder de sneeuw verstopt randje is dat enige indicatie geeft. Ik zal toch naar huis moeten en reken er maar op dat andere verkeersdeelnemers extra alert zijn. Om mijn arm knipperen zoals altijd op donkere avonden een paar lampjes. Meer kan ik niet doen.
 
Zelfverzekerd
Of het komt omdat we er nu alleen voor staan en Wilka weet dat het nu aan haar is, of omdat we de eerste sneeuwdoop van het seizoen goed hebben doorstaan, ik weet het niet. Maar Wilka heeft al haar twijfel in Arnhem gelaten en laat me via de beugel in mijn hand duidelijk voelen waar ze me heen wil hebben. We moeten via een paadje naar beneden de wijk in. We blijven echter wel erg lang de stoep volgen – die zekerheid haal ik uit het feit dat Wilka me vlak langs de struiken leidt. Nou ja, dan maar via een omweg. Wilka zal het paadje wel niet zien nu. Dan ineens voel ik hoe de grond onder mijn voeten schuin loopt. Blijkbaar was de bus iets voorbij de halte gestopt. Voor de zoveelste keer prent ik mezelf in dat mijn hond echt wel weet waar ze mee bezig is.
 
De rest van de tocht blijf ik dat herhalen en stap ik vlot met Wilka mee. Ik laat haar bepalen waar we de weg moeten oversteken. Ik heb geen idee of het zebrapad zichtbaar is. Aangezien er toch geen verkeer rijdt, baart me dat geen zorgen. Als ik het commando geef om over te steken, voel ik dat ze het heeft gepresteerd me ook in deze omstandigheden precies voor het heuveltje bij het zebrapad te parkeren. Aan de overkant gaan we ook weer via de schuine helling de stoep op.
 
Even later bereiken we het asfaltpaadje tussen grasvelden door. Ik laat haar hier weleens uit op de terugweg van mijn werk, ook al heb ik dan alleen een korte herkenningsstok bij me. Terwijl zij snuffelt, volg ik met mijn voeten en af en toe een tik van mijn stok het pad. Geen enkel probleem. Nu veert het bedekte gras hooguit iets meer dan de rest van de sneeuw. Wilka mag het oplossen. Hoe ze het doet geen idee, maar soepel lopen we via de bekende bochtjes en heuveltjes het vertrouwde pad af. Wat wil ik graag even in haar hoofd kijken om te ontdekken hoe ze dat zo feilloos doet.
 
Wilka snuffelt in de sneeuw bij bosjes naast een weiland
 
Kraakhelder
De volgende ochtend geniet ik met volle teugen. In de wijk is niet of nauwelijks geveegd en gestrooid, maar ook nog niks platgewalst. Over goede grip en het heerlijke geluid van krakende verse sneeuw dus niet te klagen. In het bos luister ik naar de vogels, het geratel van een specht, een blije Wilka. Ze dartelt om me heen, haalt proestend haar neus uit de sneeuw, trekt sprintjes. Het bospad is met voeten en stok niet te onderscheiden. Het contrast tussen de sneeuw en donkere bomen langs het pad is echter ineens kraakhelder. Voor mijn begrippen, dan. Ik raak slechts een keer het pad even kwijt.
 
Op de terugweg kies ik een weg die we wat minder vaak lopen. Foutje! Opeens ontdekken we beide dat we verkeerd zijn, vermoedelijk midden op een grasveld. Ik spoor Wilka aan dan maar door te lopen en na even zoeken herken ik waar we zijn. Ik bepaal de richting en Wilka is opgelucht als ze me veilig bij de voordeur brengt. Het is zo fijn buiten, dat het de pret niet mag drukken.
 
Huis kwijt
Mijn plezier smelt als sneeuw voor de zon wanneer ik Wilka ’s middags, alleen gewapend met mijn taststok, uitlaat. Ze loopt aan de riem en leidt me dus niet. Na een paar stappen besef ik dat ik een probleem heb. Mijn wijk bestaat vooral uit straatjes, parkeerplaatsen, gras en smalle paadjes daartussendoor. Normaal gesproken heerlijk. Nu is alles veranderd in één aaneengesloten deken van sneeuw. In de buurt van mijn huis is nergens geveegd. Vertwijfeld kijk ik om me heen. Ik zie wit en wat vlekken die bomen, struiken en huizen moeten zijn. Maar aangezien er naast veel huizen een grasveld ligt, is struiken volgen geen optie. Als ik merk dat ik midden op een parkeerplaats ben beland en Wilka zenuwachtig wordt van mijn rare route, draai ik om. Straks ben ik echt vlak bij huis mijn huis kwijt.
 
Sneeuw, het blijft een bijzonder fenomeen. Fantastisch voor in het bos, of voor als je met een warme kop chocolademelk op de bank kruipt. Maar in de rest van het land mag het wel weer dooien. Toch moet ik grinniken om hoe het laagje het land stilzet. Gisteravond hoorde ik de verhalen over met 30 km per uur over de snelweg rijden en megalange files. Zo’n onleesbare wereld is onhandig, maar ik denk dat ik voor de verandering met het ov wel een keer sneller thuis was dan al die mensen met hun altijd paraatstaande auto’s. Daar kan ik de humor dan wel weer van inzien.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten