woensdag 10 juli 2019

Over eigenaardige exen en helpende handen

Natuurlijk is de bus te laat. Veel te laat. Of, zoals ik later zal ontdekken: de zomerdienstregeling is ingegaan en de reisplanner-apps zijn niet aangepast. De situatie komt me iets te bekend voor. Hoewel ik de vorige keer net op tijd in het theater zat, ben ik niet blij met deze trend. Ik zie bussen komen en spoorloos verdwijnen – in de app, dan. Op straat is er niks.
 
Zeven minuten voor aanvang sta ik op het station. In gedachten hoor ik de klok tikken en ik weet dat met alleen een stok als wapen de weg richting theater niet erg veilig en prettig is. Rennen zit er dus niet in. Maar afdruipen doe ik pas als ik echt de zaal niet meer in mag. En dus begin ik te lopen, zo snel ik durf.
 
Plein recht over, trappetje af. Dat is het idee. Maar dat rechtdoor lopen is zonder herkenningspunten zo eenvoudig nog niet. Ik tref een stang, die schuin naar beneden loopt. Een leuning? Ik volg hem de tredes af. Daar kan ik er langs, maar het voelt vrij smal, dus ik betwijfel of dat wel de bedoeling was. Jammer dan, ik heb haast. Ik veeg met mijn stok over de grond, op zoek naar de geleidelijn. Die houdt echter al snel weer op en dan moet ik lukraak het gebied oversteken waar fietsers, bussen, wandelaars en auto's alle kanten op lijken te schieten. Met mijn oren op turbostand, zoekend naar echo's, vervolg ik mijn weg. Even later hoor ik een klein stroompje. Mooi, dat moet ik rechts houden. Blij met dat ijkpunt versnel ik mijn pas. Nog een paar minuten.
 
Een vriendelijke medewerkster begeleidt me naar mijn plaats. Dat is in Stadsschouwburg Nijmegen nooit een probleem. Dit keer zit ik op een weggestopt plekje bijna helemaal achteraan op het balkon. Een ‘slechtzichtplek’ die kort tevoren vrijkwam. Een heerlijke impulsaankoop: ideaal voor de portemonnee en voor mijn ervaring geen enkel verschil. Om die rij in te gaan moet ik een paar tredes op, legt de medewerkster uit. Dat doe ik, en dan sta ik er alleen voor. Ze had me verteld dat ik een stoel of vier door moet lopen en dat de mensen voor me zijn opgestaan.
 
Ondertussen is Arjen Lubach begonnen aan zijn openingsrap. Als ik me langs de staande mensen wurm, begrijp ik dat de medewerkster me onmogelijk tot mijn stoel kon begeleiden. Het is meteen de bevestiging dat geleidehond Wilka beter thuis kon blijven. Die had hier nooit aan mijn voeten kunnen liggen. Maar dat betekent wel dat ik haar werk moet overnemen. Dan hoor ik door alle spektakel vanaf het podium heen dat er links van mij geen nabije echo meer is van een staande theaterbezoeker. Ik tast in het duister van de zaal, voel geen stoel. Dan voel ik een hand licht op mijn arm, die me iets naar voren trekt. Ik zet een stap, vind de stoel. Ik bedank vriendelijk, laat me opgelucht zakken en richt me op de voorstelling.
 
Arjen Lubach Live!
De show is verrassend en gevarieerd. Beginpunt is een brief van een gelovige kijker. Wat is er zonder God om voor te leven?, vraagt die zich onder meer af. Lubach deelt persoonlijke verhalen over zijn jeugd in een Gronings dorp, over geloof, twijfel, liefde, waarom hij zijn vader niks kwalijk neemt ook al vertrok hij zelf uit de kerk. Soms lijkt hij eventjes echt dichtbij te komen, bijvoorbeeld wanneer hij een jas als metafoor gebruikt en vertelt dat hij het sinds de dood van zijn moeder altijd een beetje frisjes heeft. Al snel volgen dan weer snelle grapjes, waarbij hij gretig gebruik maakt van licht, geluid, beeld en lachwekkende stemmetjes. Er klinken schunnige raps – zoals die over de ex van Thierry Baudet –, anekdotes over fouten in het huishouden en meer geëngageerde onderwerpen. De melodie van een rap over ‘woke’ zijn, speelt zich een dag later nog vrolijk af in mijn hoofd. Over een meisje dat denkt dat ze het juiste ziet, niet discrimineert of kwetst. Dat in haar kleine netwerk zit, en voor wie een lach op een ‘verkeerd’ moment haar duur komt te staan. De essentie verwoorden is absoluut niet nodig, het is duidelijk: ze slaat compleet de plank mis.
 
Lubach weet het publiek goed mee te nemen. Zoals meer cabaretiers verzamelde hij wat kenmerken van de stad; in dit geval over de armere en rijkere wijken. Wij op het balkon, met onze goedkope kaartjes, worden vereenzelvigd met Hatert en het Waterkwartier. Geregeld krijgen we opmerkingen over onze positie naar ons hoofd geslingerd. Ze leveren Lubach de ene lach na de andere op. Zo weten de mensen in de zaal niet eens wat ze voor hun kaartje hebben betaald, en krijgen wij uitgelegd wat een afwasmachine is.
 
Hij betrekt ons heel bewust. Een vrouw blijkt hem in Groningen aan de kassa gehad te hebben. Een ander bevindt zich in dezelfde positie als zijn vriendin, wat het beroep van hun vaders betreft. Weer een ander herkent zijn ervaringen tijdens kindernevendienst. Zo ontstaan spontaan klinkende onderonsjes, waar iedereen smakelijk van meegeniet en hij gedurende de avond ad rem naar terugverwijst. 
 
Het is een inhaalvoorstelling. De vorige werd afgelast vanwege kortsluiting in de machinekamer. Ik heb geluk van dat ongeluk. Nu zijn het lampen die niet werken, een falende camera die een grap verpest. Tenminste, dat beweert Lubach. Ik heb mijn twijfels. Net als bovenstaande is dit natuurlijk een geweldige manier om het publiek het gevoel te geven dat ze aanwezig zijn bij een unieke voorstelling, in plaats van eentje in een lange reeks. Dat het de laatste is, wordt ook steeds benadrukt. Daarom - althans, dat zegt Lubach - haalt de geluidsman een paar keer geintjes uit met Lubachs stem. Zo klinkt hij door de autotune die te lang aan blijft staan ineens als een driedubbele kabouter met een heliumballon. Hoe vaak heeft hij dat al gedaan dit seizoen? Het is geloofwaardig, het is grappig, het lijkt af en toe niet gescript - maar ook dat kun je scripten. Het mooiste is: het doet er niet toe. Een goed script of snelle, gevatte improvisatie; het is allebei vakwerk.
 
Niet zeuren en lopen
Na de staande ovatie schuifel ik de rij uit. Als ik bij de tredes ben aangekomen, begeleiden twee handen op mijn schouders me naar beneden. Daarna verdwijnen ze weer in de menigte. Ik wacht even tot de meeste drukte is verdwenen en zoek dan mijn weg. De richting heb ik goed onthouden, maar ik voel hoe ik wat langzaam en zoekend rondtast. Bij de trap word ik aangesproken, of ik hulp nodig heb. Ik maak er dankbaar gebruik van. Met alle geluiden van een druk pratende menigte en getik van glazen en flesjes is me op gehoor oriënteren behoorlijk kansloos. Aan de elleboog van een onbekende loop ik naar beneden. Ondertussen wisselen we gedachten uit over wat we net hebben gezien. "Nu is het naar links, toch?" check ik op de begane grond. Hij bevestigt, we wensen elkaar een fijne avond en vervolgen ieder onze weg.
 
Ook vlak bij de deur, als ik de koude wind al in mijn gezicht voel, is er iemand die vraagt of ik het kan vinden. Ik meld dat ik de ingang zoek en vermoed dat ik er bijna ben. "Ja, je loopt nu recht op de medewerker bij de ingang af." Ik maak een bochtje en ben blij met de attente vrouw, door wie ik zonder ongemakkelijke botsingen de deur uit loop. Even later tref ik een afstapje dat ik niet eerder heb gevoeld. Voor ik echt kan twijfelen, klinkt een stem achter me: "De helling is iets naar rechts." Een duidelijke aanwijzing, waar ik meteen zelf wat mee kan. Ik krijg letterlijk en figuurlijk alle ruimte daarna zelfstandig door te lopen, want het stel is alweer druk in gesprek. Heerlijk.
 
Natuurlijk mis ik net mijn bus. Over tien minuten gaat er weer een de goede kant op, maar dan moet ik daarna nog een kwartier lopen. De andere optie is bijna een halfuur bij het station staan. Een kwartiertje lopen met stok, een route die ik goed ken, dat gaat me er toch niet onder krijgen? In 2014 ben ik ook geen maanden thuis gebleven. Dan ga ik nu toch niet laf een halfuur stilstaan? Ik stap in de bus.
 
Weer buiten is het donker. Behoedzaam zet ik een paar stappen. Waar ben ik aan begonnen? Deze fase had ik vijf jaar geleden ook. Het verschil: toen deed ik maanden niet anders, en kwam de handigheid vanzelf terug. Geef me nu tien keer liever een bospad vol wortels en kuilen dan dit. Ik dwing mezelf stap na stap te zetten, onzeker over wat ik tegen ga komen. Door echo’s hoor ik bijvoorbeeld dat er laaghangende takken zijn, maar ik kan niet goed inschatten of ik daar onderdoor kan zonder ze te raken. Daar kom ik maar op een manier achter: niet zeuren en doorlopen. "Zoek het rechts", mompel ik binnensmonds, maar die toverformule gaat me vandaag niet redden. Ik prik bij elke stap met mijn stok in het gras, net zo lang tot ik het smalle zijpaadje vind. Zo vervolg ik mijn weg.
 
Thuis is Wilka blij dat ik eindelijk terug ben. Ze draait rondjes om me heen, wil even dat ik haar aai en gaat dan aan mijn voeten liggen. Ik vraag me af wie van ons opgeluchter is dat ze morgen gewoon weer aan mijn zijde loopt. En toch, ik had deze lachwekkende, soms wat hysterische, dan ineens bijna tedere en aan het denken zettende avond niet willen missen. Ik ben na een leuke avond zonder kleerscheuren thuis gekomen; een volgende keer ga ik gewoon weer.

1 opmerking:

  1. Wat een prachtig verhaal en een inkijk hoe jij je beweegt letterlijk. Heel moedig en goed dat zoveel mensen toch even een kleine aanwijzing geven of hulp aanbieden

    BeantwoordenVerwijderen