“Mag ik iets
vragen?”
De man die
voor me bij de bushalte staat, reageert niet. Ik tik hem op zijn schouder en
stel mijn vraag wat luider, zodat ook de anderen die zich verdringen om in te
stappen, hem moeten horen.
“Sorry,
welke bus is dit?”
Geen
reactie. Volgens mijn app vertrekt mijn bus nu. Als ik bij de verkeerde halte
in de rij sta, is de kans groot dat de juiste bus van de halte naast mij
wegrijdt zonder mij erin. En dan moet ik een half uur extra wachten vanavond
voor ik naar huis kan. Geleidehond Wilka volgt keurig de rij tot we de deur van
de bus bereiken en ik van de vriendelijke chauffeur het verlossende antwoord
krijg. Bus gehaald. Maar in die minuut daar tussen die stille mensen voelde ik
me onzichtbaar, klein en onhandig.
De dag erna
wandel ik in het bos. Ik vind met mijn taststok de weg, terwijl Wilka met volle
teugen van haar vrijheid geniet. Als ik stemmen hoor, spits ik mijn oren.
Hoewel Wilka in principe voorbijgangers met rust laat als zij niet op haar
reageren, wil ik niet dat ze anderen tot last is. Dus hoor ik een hondenriem
rammelen of een bange kinderstem, dan roep ik haar terug. Nu hoor ik twee kalme
vrouwenstemmen, die in rustig tempo naderen. Het gerinkel van Wilka’s belletje vertelt
me dat ze vlak bij hen is, maar ik hoor van beide partijen verder geen
aanleiding om in te grijpen. Totdat de vrouw weer spreekt.
“Mevrouw, u
moet even oppassen”, klinkt het vriendelijk. “We kunnen niet verder opzij met
de paarden.”
Paarden? Wát?
Dat zand dempt meer dan ik dacht. En waarom moet die kleuter van mij toch
altijd zo blij naar die grote dieren toe? Meteen stel ik prioriteiten.
“Wilka,
hier!”
Ik hoor de
vrouw grinniken als Wilka zich geen moment bedenkt en in volle vaart op me af
komt huppelen. Terwijl ik haar halsband vastpak en we samen naar de rand van
het pad lopen, richt ik me tot de vrouw.
“Sorry, ik
had de paarden niet gehoord.”
Dat vindt ze
geen probleem. Daarom zei ze het ook. “We moeten toch een beetje rekening met
elkaar houden.”
Dat beaam ik
van harte. Maar dan moet ik wel weten waar ik rekening mee kán houden. Er is
weinig zo vervelend als pas na een tijdje ontdekken dat iemand stilletjes staat
te wachten tot hij kan passeren, dat ik ontzettend in de weg sta terwijl ik
omringd wordt door medepassagiers die de situatie prima overzien. Of om pas
achteraf te horen dat Wilka vrolijk ging buurten bij iemand die daar helemaal
niet op zat te wachten. Hoewel ik best weet dat iemand dan maar zijn mond open
moet trekken, voel ik me dan toch schuldig. Oh ja, en ook bekeken en
beoordeeld, en niet ten goede.
“We zijn
voorbij”, deelt de paardrijdster mee.
Ik bedank
haar en wens haar een fijne dag, geef Wilka goedkeurend een aai omdat ze zo
netjes staat te wachten, en wijs de andere kant op. “Vrij!”
En vrolijk
stuitert ze weer verder. Communiceren met een blinde, zo kan het dus ook.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten