In januari tref ik voor de derde keer in net een jaar dezelfde geleidehondeninstructeur. Zij krijgt in een uurtje voor elkaar wat mij al maanden niet lukt. Door mij voor de spiegel te zetten die mijn hond is en te zorgen dat ik erin kijk. En alles onder ogen zie. Zij weet zo aan me te rammelen, dat alle loszittende kwartjes in dat uur en de uren en dagen erna stuk voor stuk naar beneden komen zetten. Zonder me ook maar een keer het gevoel te geven dat het mijn schuld is of dat het dom is wat ik deed. Dat is knap. Wat werken er toch een bijzondere mensen bij KNGF Geleidehonden.
Absurd goed
Even staan we buiten om mijn ervaringen te bespreken. Alleen de laatste uren zijn al een voorbeeld van mijn verwarring: gisteren was geleidehond Esmee enorm afgeleid, snuffelde ze aan passanten en liep ze voor mijn gevoel te klooien. Als ze altijd zou werken zoals vanmorgen, had ik de beste geleidehond van de wereld. Vrachtwagens, sjouwende mannen die winkels bevoorraadden, stapvoets rijdende auto’s midden in de winkelstraat, andere wandelaars; Esmee koos zonder aarzeling de in haar ogen beste weg. En daardoor volgde ik met net zo veel vertrouwen.
De instructeur wil door met ons mee te lopen helderder krijgen wat er aan de hand is. Dus gaan we door de binnenstad van Arnhem naar het station. Onderweg vertelt ze me hoe goed Esmee werkt. “Absurd goed”, zelfs. Ik hoor waar Esmee me langs leidt en hoe haar staartje maar blijft kwispelen. Geen enkel teken van spanning te zien. We komen bij de drukke oversteek waar Esmee me laatst in het donker liet verdwalen. Daar krijg ik te horen dat dat voor een hond een lastige situatie is, omdat geleidehonden leren recht over te steken en ze hier een schuin pad moeten kiezen. Lang niet alle geleidehondengebruikers zouden hier lopen, klinkt het. Ik ben stomverbaasd. Niet omdat ik vind dat elke hond en baas overal maar zouden moeten lopen, maar omdat ik er simpelweg nooit over heb nagedacht dit niet te doen. Hier oversteken is geen noodzaak, ik doe het af en toe puur omdat ik niet elke keer dezelfde route wil lopen. Als we oversteken, blijkt dat Esmee heel goed snapt waar we heen moeten. Door de informatie van net vind ik dat ineens knap en voelt het niet meer wereldschokkend dat het hier een keer fout ging.
Al pratend besef ik dat ik dat op veel situaties kan toepassen. Nee, het ging niet altijd soepel. Nee, Esmee deed niet altijd wat ik wilde of verwachtte. Maar is dat erg? Want nooit kwam ik thuis met ook maar één blauwe plek, zere enkel door een misstap of ander fysiek letsel. Terwijl ik bezig was met alles dat voor mijn gevoel niet klopte, behoedde zij me voor ontzettend veel obstakels.
Compleet van de kaart
Een stuk verderop gaat Esmee ineens in de remmen. Ik hoor dat er voor me iemand met iets bezig is. Waarom zoekt Esmee daar niet een weg omheen? Ik vraag haar door te lopen, maar ze draait voor me langs, een teken dat we niet verder kunnen. De stoep is hier heel breed, dus wat is het probleem? Dan hoor ik voor me een stem, maar niet van de werkpersoon. “Beste reizigers, de intercity naar …”. We staan pal voor het station. Dat kleine detail had ik even gemist.
De instructeur legt uit wat ze net zag gebeuren. De ingang is geblokkeerd, omdat iemand daar aan het werk is. De hele route werkten Esmee en ik samen. Maar als ik stilval, ben ik haar direct kwijt. Dat voelde ik ook gebeuren. Esmee is op zo’n moment niet onzeker, zoals ik dacht. Ze gaat andere dingen doen tot ik er weer ben. En áls ik er weer ben en aangeef wat ik wil, loopt ze kwispelend door alsof er niks is gebeurd. Niet bevriezen dus, maar weg uit de situatie. Of heel bewust even met Esmee stilstaan om me zo goed mogelijk te oriënteren.
Hoe ik uit zo’n situatie kom? Ik had Esmee aan de riem mee kunnen nemen door de draaideur. Ik wil liever niet dat ze me daar doorheen leidt, omdat die best krap is. Dus is het logisch dat ze die niet aanwees. Maar als ik de leiding neem en zij volgt, kan dat prima. Ik had de man voor me kunnen vragen wat de situatie was. Zo simpel, maar het kwam niet in me op.
Terwijl ik naar de tips en adviezen luister, ben ik even totaal van de kaart. Want al had ik aan deze opties gedacht, dan nog had ik die pas kunnen opvolgen als ik had geweten dat ik al bij het station was. Hoe kon ik dat in vredesnaam hebben gemist? Ik hoorde aan de echo’s dat er iets heel groots voor me was. Voorheen zouden mijn ogen net genoeg hebben doorgegeven om het te herkennen. Niet dat er een station voor mijn neus staat, niet eens dat het een gebouw is. Maar een bepaald contrast dat ik door de jaren heen ben gaan herkennen; het enige moment van zo’n contrast op deze route. Een bevestiging van wat mijn andere zintuigen me met echo’s, warmte uit de deuropening en de galm, voetstappen en stemmen vanuit de hal al hadden verteld. Nu die bevestiging wegvalt, twijfel ik ineens ook aan wat mijn andere zintuigen me vertellen. Dat ik was afgeleid door de tips waar ik al lopend om vroeg, is een verzachtende omstandigheid. Maar deze gebeurtenis maakt pijnlijk duidelijk wat er de afgelopen maanden gaande was. Door mijn verslechterende zicht wantrouw ik ál mijn zintuigen en raak ik de weg kwijt – of beter gezegd: ik dénk dat ik de weg kwijtraak. Ik raak van slag, waardoor ik Esmee niet laat weten wat ik van haar verwacht. Daardoor voel ik het gevoel van ‘samen’ wegglippen, waardoor ik nog onzekerder word over wat ik moet doen.
Heel veel kwartjes
Terwijl de eerste kwartjes beginnen te vallen, lopen we het station in naar waar de bus naar mijn dorp stopt. Een jaar geleden hielp de instructeur me die te vinden. Sinds vorige week stopt mijn bus op een andere plek. Afgelopen maandag vond ik die door Esmee de uitgang te laten aanwijzen die we voorheen moesten hebben en dan om te keren, zodat ik deuren kon tellen. Dat wil ik opnieuw doen, maar ik voel hoe Esmee naar rechts blijft kijken. Op mijn “Toe maar”, wat helemaal geen commando is, brengt ze me feilloos naar de eindbestemming van maandag. Dat initiatief en dat meedenken zijn helemaal niet verdwenen.
Op de terugweg naar kantoor let ik extra goed op bij de lastige schuine oversteek, zodat ik voortaan goed weet hoe die in elkaar zit. Esmee trekt me heel schuin bij de stoep vandaan, registreer ik. Als ik daar in het donker loop, zie ik sinds kort de strepen op de weg niet meer, die me bevestigen dat Esmee de oversteek netjes doet. Ik zag laatst alleen de felle koplampen van auto’s die recht op me af leken te komen. Het zou me niet verbazen als ik daarvan schrok, zo snel mogelijk van de weg af wilde en me met Esmees keuze om schuin te lopen ging bemoeien. Dat zij me dan maar op een ander punt de weg af trekt, is niet haar fout. Dat ik de situatie niet goed genoeg ken, in paniek raak, verkeerde signalen afgeef en dan chagrijnig ben dat zij me laat verdwalen als ze doet waar ik om vraag, dat heeft maar twee namen: oneerlijk en onterecht. Het was een makkelijke manier om de gevolgen van blinder worden nog even niet in zijn geheel onder ogen te zien. Een manier die niet zonder gevolgen bleef.
De instructeur en ik bespreken ook de verschillen tussen Esmee en haar voorgangers, alle drie halve golden retrievers. Esmee is mijn eerste volbloed labrador. Haar voorgangers waren totaal andere types. Op den duur voelde ik haast intuïtief aan of ze gespannen, onzeker of koppig waren en wat zij van me nodig hadden. En werkte iets niet, dan probeerde ik wat anders en ontdekte ik vanzelf het beste recept. Bij Esmee heb ik nog steeds geregeld geen idee wat er in haar omgaat en of ze ergens last van heeft. Dat gat vulde ik met wat ik van haar voorgangers leerde. Dat zorgde af en toe voor heel verkeerde inschattingen. De verschillen tussen honden en hondenrassen zijn niet zwart-wit. In allerlei drukke, onverwachte en gekke situaties was Wilka de rust zelve. En ik heb stoere Esmee van schrik in elkaar zien krimpen door een zacht knorrend latex varkentje – een van Wilka’s favoriete speeltjes. Maar door de uitleg van de instructeur besef ik weer hoe verschillend ze zijn en dat dat meestal vraagt om een andere aanpak van mij. Je maakt Esmee niet zomaar kapot, prent de vakvrouw me in. Die middag, als ik zonder deze hondenkenner naar het station loop om dit keer wel naar huis te gaan, blijkt haar gelijk. Waar bij mij het voorval bij de ingang nog volop door mijn hoofd speelt, leidt Esmee me zelfverzekerd en hard kwispelend door de nu gewoon open deur. Alsof we daar niet pas nog stonden te stuntelen.
De week na het bezoek voelt mijn hoofd nog geregeld als een uitgeknepen citroen. Ook mijn spieren laten blijken dat ik een hoop te overdenken en verwerken heb. Maar blijkbaar zit in mijn houding al iets van de rust die begrip me geeft. Want Esmee werkt weer zoals ik haar drie jaar geleden leerde kennen: zelfverzekerd, vlot, duidelijk en blij. En ik loop met haar mee. Ik vroeg om een hond die kan omgaan met mijn spanning in het verkeer. En hoewel ik even overtuigd was van het tegendeel, heb ik die gekregen. Esmee is niet kapot te krijgen.
Slecht nieuws blijkt goed nieuws.
BeantwoordenVerwijderenWat een prachtig en leerzaam verhaal!
BeantwoordenVerwijderen