zaterdag 8 november 2025

Onderschept

In witte letters op een blauwe achtergrond staat de tekst: Mag ik je wat zeggen?

“Mag ik je wat zeggen?”
Ineens staat ze voor me. Ik heb net geleidehond Esmee haar tuig weer omgedaan en kom het hondenlosloopgebied uit. Waar ik soms twijfel of iemand mij aanspreekt of een ander wiens aanwezigheid ik nog niet had opgemerkt, is haar positie een nogal duidelijk signaal. Ze wachtte me op. Doorlopen zou wel heel lomp zijn. Toch check ik het even, om tijd te rekken.

 

“Mij?”
Want oh jee, wat heb ik niet gemerkt? Heeft mijn hond op het pad gepoept? Is ze tegen de vrouw opgesprongen? Ik kan het me haast niet voorstellen, want ik hoorde Esmee steeds kalmpjes om me heen scharrelen. Maar wat dan wel?


 

“Ik vind het zo stoer hoe je hier loopt.”
Ik zucht in gedachten. Moet dit?
“Dat is niet nodig”, reageer ik gemeend. Want ik doe gewoon mijn ding. En als ik dit pad na ruim drie jaar nog niet kan dromen, moet ik misschien mijn geheugen eens laten testen.

 

De vrouw vertelt hoe ze mijn hond ook zo stoer vindt, hoe die zo met mij bezig is. Dat laatste is mooi om te horen, en het eerste kan ik zonder aarzeling beamen: Esmee is ook knap.

 

“Zijn je andere zintuigen dan ook beter?”
Ik geef mijn gebruikelijke antwoord: dat ik dat niet weet, maar dat ik er vooral meer op let en meer bewust ben van wat ze me vertellen. Maar daar neemt ze geen genoegen mee. Want “je hoort ook hoe ik in mijn vel zit.”

 

Oh. Wat een gave, dat zij beter weet wat ik kan dan ikzelf. Waarom denken sommige mensen toch dat blind zijn meteen betekent dat je een zesde zintuig hebt? Ja, ik hoor - zeker bij bekenden - heus wel of iemand boos of verdrietig is. Sommige blinde mensen zullen minder snel verbale en non-verbale clues oppakken, anderen absoluut sneller dan ik. Niet anders dan bij ziende mensen, dus. De een gelooft je nog als je met tranen in je ogen vertelt dat het fantastisch gaat, een ander prikt meteen door je vrolijke begroeting heen als je even je dag niet hebt. Maar ik heb geen zin om dit alles uit te leggen. Ik was gewoon op weg naar huis.

 

Babbelen over hoe fijn we hier wonen, vind ik prima. Dat verbindt ons. Ik kan het niet laten even het nabije treinstation te noemen. “Ideaal, want ik werk in Arnhem.”

 

“Ook nog!”, klinkt het.
Zie je wel, ze is verrast dat ik een baan heb. Als ik doorloop, bedenk ik dat dit gesprekje haar ideeën over mij alleen maar bevestigde. Ook al stelde ze vragen, ruimte voor mijn antwoorden was er niet. Nu denkt ze dat ik helemaal die helse reis naar Arnhem maak en daar heel stoer naar dagbesteding ga. Of onder constante supervisie mijn ‘werk’ doe. Het is bij lange na niet de eerste keer dat dat als ultieme prestatie van mij als blinde wordt gezien, en zij past precies in dat bekende neerkijkende plaatje.

 

Of doe ik nu precies hetzelfde? Wie heeft hier nou eigenlijk de vooroordelen?

2 opmerkingen:

  1. Goed verhaal weer Door en zéker een 'nadenkertje'.....waarom zeggen/vragen we nou eigelijk iets? Is dat voor onszelf óf hebben we écht belangstelling voor de ander?

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Mooi om te lezen Doreen. Communiceren blijft ingewikkeld

    BeantwoordenVerwijderen