vrijdag 5 juni 2015

Dag 101: lichtgevende woorden


“Hoe gaat het?” Een vraag die je er waarschijnlijk zo uitflapt. Zelf doe ik dat ook. Soms uit beleefdheid of om een gesprek te beginnen, soms ook omdat ik oprecht geïnteresseerd ben in een langer antwoord. Maar ondanks de ontelbare keren dat ik die vraag stelde, stond ik zelden stil bij de vraag zelf. Het lijkt immers zo simpel, drie kleine woordjes en dan zie je wel wat voor reactie je krijgt. Of misschien verwacht je juist al een bepaald antwoord. Pas nu weet ik hoe ontzettend ingewikkeld en verwarrend deze vraag kan zijn.
 
Allereerst is daar de intentie waarmee de vraag wordt gesteld. Vaak is de vraagsteller helemaal niet geïnteresseerd in het antwoord, maar is het gewoon een handige manier om een gesprek te beginnen. En op welk aspect richt de vraag zich eigenlijk? Op iemands fysieke gesteldheid, humeur of misschien op een bepaalde (vervelende) gebeurtenis waarvan de vraagsteller op de hoogte is? Of mogelijk zit je zelf juist met iets dat alles lijkt te overheersen, maar is de ander dat al weer vergeten. Het leven gaat immers door. Het is vaak onmogelijk te weten wat er door het hoofd van de vraagsteller speelt op het moment dat die drie welbekende woordjes klinken. Dus hoe kun je dan in vredesnaam weten hoe je moet antwoorden?
 
En zelfs al heb je het idee dat je de intentie doorgrondt, dan is er nog de eigenlijke vraag. Hoe gaat het? Eigenlijk is een vraag als “Alles goed?” dan eenvoudiger. Hoe vaak we die vraag ook positief beantwoorden, ik betwijfel of er (veel) mensen bestaan met wie werkelijk echt alles voor 100% goed is. Taalkundig gezien volstaat dan dus gewoon een “nee”, al wordt dit antwoord hoogstwaarschijnlijk opgevat als “er is iets heel slecht” en breng je de vraagsteller in een lastig parket. Moet hij nu doorvragen of niet? En wil je zelf eigenlijk wel uitweiden? Ik raad je dus ook niet per se aan altijd taalkundig correct te zijn.
 
Eigenlijk illustreert bovenstaande al heel goed hoe gelaagd taal kan zijn, hoe eenvoudig de bewoordingen ook lijken. Hoe kun je dan verwachten dat iemand helder omschrijft hoe het gaat? Een alternatief op een eerlijk antwoord, zeker als het gaat om beleefdheid, is een nonchalant “Goed!” Zelfs ik heb dit woordje alweer onnadenkend gebruikt, terwijl het eigenlijk helemaal niet gaat, om over goed nog maar te zwijgen.
 
Vandaag is het 101 dagen geleden dat mijn leven voorgoed veranderde. In 101 dagen kan ontzettend veel gebeuren, dat blijkt wel uit mijn eerdere blogs over dag 101. 101 dagen stellen echter bizar weinig voor als je ze vergelijkt met 25 jaar, 3 maanden en 10 dagen. Dan is 101 dagen helemaal niks. De eerste schok is voorbij, absoluut. Maar ik ondervind nu dat het daardoor niet per se ‘beter’ gaat en al helemaal niet ‘goed’. Het leven gaat door en sleept ook mij mee in de stroom. Dat geeft hoop, het geeft afleiding. Het illustreert ook keer op keer hoe ik mijn huidige leven niet meer kan delen met mijn moeder. En die afstand, de hoeveelheid momenten zonder haar, wordt alleen maar groter. Die zal blijven groeien, zonder ook maar een sprankje hoop op vermindering. Die zal blijven groeien zo lang ik leef. Hoe gelukkig ik misschien ook zal worden, er zal altijd iemand missen. In die zin zal mijn leven dus nooit 100% zijn zoals ik het had gewild.
 
Maar moet ik dan op die vraag altijd antwoorden dat ik iets mis? Zelfs al ben ik soms aan het vechten een bepaald moment door te komen, dan nog heb ik niet altijd zin dat te delen. Dit ligt aan de locatie, het moment, de persoon, mezelf. Wat heeft het bijvoorbeeld voor zin een vreemde deelgenoot te maken van mijn pijn? Diegene verwacht dat niet en kan er niks mee; voor mij wordt het alleen maar ingewikkelder. Een “goed” is dan misschien niet helemaal waarheidsgetrouw, maar wel fijner. En afgezien van dat ene gapende gat gaat het soms ook gewoon best goed, heb ik een leuke dag gehad of wat moois meegemaakt. En dat bevestigen voelt als opluchting, als broodnodige frisse lucht. Op andere momenten kan de vraag dan weer heel confronterend zijn. Dan is het alsof iedereen vrolijk doorleeft, iets wat dan onvoorstelbaar lijkt. Alsof het goed zou moeten gaan, want het is alweer zo lang geleden. Dan zou ik niets liever doen dan een ijzig en bot antwoord geven, wat mijn dag er niet beter op zal maken. Dus volg ik de ongeschreven regel en antwoord ik zoals verwacht wordt. Mocht je je nu afvragen hoe je mijn antwoord moet interpreteren mocht je mij de vraag eens stellen: tja, dat is net zo duidelijk als jouw intentie voor mij is.
 
Hoe ik het ook wend of keer, “goed” voelt op elk moment eerlijker dan een positief antwoord op de vraag “Alles goed?” Nee, niet alles is goed. “Goed” als antwoord impliceert dit vreemd genoeg minder dan een stellig “ja”. “Goed” kent vele gradaties. Het gaat “best goed”, “heel goed”, “super goed”, etc. “Beter” en “best” zijn in deze context vreemd genoeg geen overtreffende trappen, maar suggereren een verband met een slechtere periode of hebben een negatievere ondertoon. Best interessant, die taal.
 
En toch, ondanks alles, zal ik de vraag blijven stellen. Uit beleefdheid, maar zeker ook uit interesse. Want als je helemaal niets vraagt, kun je sowieso niets te weten komen. We zullen de ander nooit voor 100% begrijpen, maar voor mij is dat geen reden om het dan maar niet te proberen. Ik heb ook zeker geen hekel aan de vraag gekregen, hoe pijnlijk en ingewikkeld hij soms ook is. Oprechte interesse geeft mij het gevoel dat ik niet alles alleen hoef te doorstaan. Dat ik geen enorme afgesloten stuwwal hoef op te bouwen. Dat het soms oké is om iemand te laten uitkijken over het stuwmeer daarachter. Ik ga ervan uit dat er nog heel veel dagen komen waarop ik met dit verlies moet leven. In 101 dagen is - zeker in mijn hoofd - ontzettend veel gebeurd en dat is pas het begin. Toch is het me ook duidelijk dat ik het niet alleen hoef te doen. Dat maakt het absoluut niet ‘goed’, maar wel minder beangstigend. En dus ben ik dankbaar voor al die mensen die oprecht hebben gevraagd hoe het met me gaat, hoe stom ze die vraag ook vonden. Het lijken drie hele simpele en verwarrende woordjes, maar soms hebben ze ontzettend veel waarde. Dan zijn ze geen beleefdheid, geen confrontatie, maar een uitgestoken hand met een klein lichtje.

1 opmerking: