Ik loop vlot
over straat. In mijn rechterhand klem ik mijn herkenningsstok en mijn
smartphone. Aan mijn linkerzijde loopt Wilka. We zijn op weg naar de campus. Ik
weet hoe de straten heten die ik door moet en mijn navigatie meldt wanneer ik
die bereik. De details van het grootste stuk van de route ken ik niet op mijn
duimpje, maar dat doet me niets. Wilka omzeilt alle obstakels en ik weet meteen
wanneer we bij de straat zijn die mijn telefoon noemt, want Wilka slaat alle
zijstraten in. Op mijn beurt vertel ik haar dan wanneer ik zo’n straat wil
oversteken. Het zijn drukke wegen, maar in Nijmegen staan gelukkig veel
verkeerslichten. Wilka heeft geleerd deze voor me te zoeken. Dus wat kan er dan
nog misgaan? Er is slechts één probleem: de logica rond Nijmeegse
verkeerslichten ontbreekt totaal.
De eerste
kruisingen passeren we zonder moeilijkheden. Ik ken Hatert inmiddels goed
genoeg om te weten dat de meeste verkeerslichten tussen het fietspad en de
rijbaan staan. Daarbij, als ik Wilka vraag de paal te zoeken, blijft ze eerst
trefzeker voor de stoeprand staan. Pas als ik haar zeg het fietspad over te
steken, voert ze mijn eerdere commando uit en wijst ze met haar neus de paal
aan.
Maar dan
bereiken we de kruising van de Slotemaker de Bruïneweg en de Sint Jacobslaan.
We lopen links van de weg en Wilka draait netjes de zijstraat in. Ik vraag haar
een paal te zoeken. Vlak voor de kruising voelde ik noppentegels onder mijn
voeten en bovendien hoor ik van die kant het getik van een verkeerslicht. Als
dat deel van de kruising er eentje heeft, dan staat er voor de oversteek van de
Sint Jacobslaan vast ook een. Maar Wilka loopt stug door. Als bij een kruising
een veilige oversteekplaats is, bevindt deze zich op de hoek. Ik laat Wilka dus
keren en loop terug. Wilka sputtert tegen en begint zelfs aan de stoeprand te
snuffelen. Het is me volkomen duidelijk: ze kan me niet aanwijzen wat ik vraag,
omdat het er volgens haar niet is. Maar dat kán toch niet? Ik blijf staan en
luister. De verkeerslichten voor de Slotemaker de Bruïneweg tikken gestaag door
en over de Sint Jacobslaan rijdt een niet-aflatende stroom verkeer. Die weg op
goed geluk oversteken is geen optie. Verkeersveiligheid gaat voor alles.
Vertwijfeld tuur ik om me heen. Gelukkig hoor ik op dat moment een heel welkom
geluid: voetstappen.
Ik spreek de
voorbijganger aan en vraag haar hoe ik veilig de weg over kan. “Wacht,” zegt
ze, “dan druk ik even op het knopje.” Knopje? Welk knopje? Wilka vindt
onbekende objecten aanwijzen soms lastig, maar toch niet zó lastig? Tot mijn
verbazing draait de vrouw zich om en gaat ze achter me staan. En dan hoor ik
getik, praktisch uit de heg. “O, staat dat ding daar!” Ik kan mijn geërgerde
verbazing niet onderdrukken. De paal draagt wel de kenmerkende kleuren, maar is
vele malen dikker dan gebruikelijk. En net als ik zal ook Wilka niet verwachten
zo’n ding aan te treffen aan de andere kant van de stoep. Misschien zag ze het
wel als onderdeel van een tuin, als slechts een obstakel. Voor ons ontbreekt
het verband met de oversteek totaal. Als ik met taststok had gelopen, zou ik
ook alleen langs de stoeprand hebben gezocht. Omdat de andere oversteek wel
duidelijk is gemarkeerd met noppentegels en een constant tikkend verkeerslicht
wordt bovendien de indruk versterkt dat er hier geen is. Met mogelijk onnodige
gevaarlijke situaties als gevolg.
De snelle
ratel klinkt en Wilka en ik bereiken heelhuids de overkant. Waar ik gewoon een
dunne paal passeer, die wél aan de stoeprand staat. Spoedig bereiken we de Sint
Annastraat, waar Wilka trefzeker een verkeerslicht wijst. Zodra ik mijn hand
uitsteek merk ik echter dat dit de paal voor fietsers is. Nog voor ik Wilka kan
vragen verder te zoeken, meldt een vriendelijke fietser dat het verkeerslicht
voor voetgangers aan de overkant van het fietspad staat. Bij veel andere wegen
die ik oversteek, staan die twee bijna naast elkaar. We steken het fietspad
over en ik vraag Wilka opnieuw een paal te zoeken. Het lijkt wel een
opfriscursus verkeerslichten opsporen.
Terwijl we
verder lopen denk ik na over de missende logica. Dat zelfs binnen één kruising
de oversteken verschillen, geeft me een onveilig gevoel. Lukraak op die
langsrazende auto’s aflopen en pas ter plekke zeker weten of er tussen rijbaan
en fietspad inderdaad zo’n zwijgend verkeerslicht staat, is geen pretje. En op
deze route ben ik nog lang niet alle verschillende situaties tegengekomen. Soms
bevindt zich de drukknop op de paal zelf, terwijl aan de overkant van diezelfde
straat een aparte, kleinere paal met knop staat – aan de andere kant van de
noppentegels dan het eigenlijke verkeerslicht. Ook mijn vorige geleidehonden
wezen dan vaak de grote paal aan, waarop ik vervolgens geen drukknop kon
vinden. Dan moet je al weten dat er zo’n paaltje kan staan, want anders geef je
niet zomaar het commando om verder te zoeken. Zeker omdat Nijmegen ook
verkeerslichten zónder drukknop kent, die eens in de zoveel tijd vanzelf op
groen springen. Schat je dat verkeerd in, dan kun je wachten tot je een ons
weegt.
Uiteindelijk
bereiken we veilig de campus. Ik ben blij dat het is gelukt en ik geniet na van
de intense samenwerking met Wilka, maar ik ben niet geheel tevreden. Hulp
vragen kost me al lang geen moeite meer, maar dat ik hulp nodig heb om veilige
oversteekplaatsen te vinden, baart me zorgen. Ik ben me er goed van bewust dat
ik kwetsbaar ben in het verkeer. In Nijmegen kom ik veel markeringen tegen die
op een fijne manier bushaltes, oversteekplaatsen e.d. aangeven. En ook de
meeste verkeerslichten maken geluid. Lang niet elke stad kan dat zeggen. Maar
als ze er dan toch zijn, is het wel zo fijn dat je ze kunt vinden!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten