vrijdag 22 februari 2019

Brandgrens

Donderdagavond 21 februari. Koopavond in centrum Nijmegen. Mensen met tassen, gelach, geanimeerde gesprekken over sneakers en jurkjes. Maar ook degenen die het niet weten, kijken eens extra naar de straat.
 
Donderdagavond 21 februari. Achthonderd metalen plaatjes tussen de straatstenen. Bijna achthonderd namen. Van mensen die droomden, hoopten, vreesden, leefden. Mensen die stierven toen op 22 februari 1944 de bommen vielen.
Burgers, die niets anders deden dan leven, fataal getroffen door hun bondgenoten. Morgen 75 jaar geleden. Wie wil, staat vanavond stil bij hun dromen. Op deze brandgrens van herinneringsplaatjes, licht, muziek en woorden.
 
21 februari, 19.59 uur. De klokken van de Stevenskerk luiden. Bij elk herdenkingsplaatje brandt een lichtje. Iedere persoon op de brandgrens met een lichtstaaf heeft iets te delen. Wij gaan naast een dichter in de Broerstraat staan. Ze verwoordt de angst van een klein meisje, vluchtend over de Waalbrug. Een gatenkaasbrug. Als ze is uitverteld en even later opnieuw begint, schuiven wij met meer omstanders op naar de volgende. Deze man spreekt over grenzen. Die tussen Noord- en Zuid-Vietnam en hoe deze verdween. De muur van Trump, die hopelijk nooit wordt gebouwd. Regelmatig dringt een sterke geur mijn neus binnen, afkomstig van fakkels gedragen door hardlopers die langs de brandgrens rennen. Van verderop in de straat horen we koren, muziek, andere stemmen, verkeer. We gaan zo dicht mogelijk bij de sprekers staan om hun woorden op te vangen. Midden op straat samen met onbekenden echt naar een onbekende luisteren, wanneer doe je dat nou? Hun “Bedankt voor het luisteren” wordt beantwoord met “Dank je wel” en zacht applaus. Oprechte dank voor de geschonken woorden. Woorden over verleden, heden en toekomst. Woorden van angst, pijn, verdriet, verwachting en hoop.
 
21 februari, 20.15 uur. De klok luidt opnieuw. De muziek en woorden stoppen. In een stroom lopen we door de donderdagavonddrukte naar Museum Het Valkhof. Buiten staat een koor te zingen. Zachtjes, en een saxofonist toetert er vanaf een afstandje vrolijk doorheen. Toch slagen ze erin het publiek in drie groepen een canon te laten zingen. "Shalom chaverim, shalom, shalom."
 
We drommen naar binnen. Het Valkhof heeft vast in tijden niet zo veel bezoekers gehad. We lopen langs werken van Ceija Stojka, een Romavrouw die als meisje drie concentratiekampen overleefde. Ze schilderde zonnebloemvelden, dansende mensen, woonwagens. Maar dan volgen treinen, barakken, mensen die worden afgevoerd, soldatenlaarzen. Gedichten en teksten over gemis van familie, leven tussen de doden, de stank, hoe ze gedwongen lijken van kinderen waarmee ze speelde uit hun bedden wierp, berusting om te sterven, de geschokte soldaten die hen bevrijdden. Ik weet dat het afgrijselijk is. Ik vóél dat het afgrijselijk is. En toch, ik kan me er geen voorstelling van maken.
 
Als we even later napraten bij een kopje thee, en gesprekken al snel weer over alledaagse beslommeringen gaan, hoop ik dat ik dat ook nooit zal kunnen. Dat niemand dat in de rest van zijn leven ooit zal kunnen. Het was bijzonder en aangrijpend om even zo dicht bij deze mensen te komen. Mensen zoals jij en ik, maar dan met gruwelijke herinneringen. Het was dichtbij genoeg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten