woensdag 27 februari 2019

Donor-negatief

Na jaren aarzelen zette ik vorig jaar de stap me aan te melden als bloeddonor. Tijdens mijn eerste bezoek leverde me dat meteen een hoop bloedgedoe op. Ook de tweede keer bleek mijn Hb-waarde te laag en kon ik onverrichter zake weer vertrekken. Over een aantal maanden zou ik nog een poging doen, spraken we af. Dat moment kwam vandaag. Drie keer is scheepsrecht, toch?
 
Terwijl ik op mijn beurt wacht, raak ik in gesprek met een man die al voor de 101e keer komt doneren. Wauw, dan mag ik nog even. Ik moet mijn eerste keer nog zien te halen. Als ik bij de arts in het kamertje zit, vraag ik of ze meteen mijn Hb-waarde wil prikken. Weten we gelijk of het zin heeft weer die hele vragenlijst door te nemen. Weer die kleine, venijnige prik, weer dat weeïge gevoel. Uitslag: op het randje. Of beter gezegd, net ónder het randje. Maar de moeite waard om nog een keer te prikken.
 
Even mijn Hb-waarde laten controleren en dan weer naar buiten, met opgeheven hoofd en een goed excuus op zak om hier voorlopig niet meer terug te komen. Pas nu merk ik hoe ik van dat scenario was uitgegaan. Straks steekt er misschien echt iemand een naald in mijn slecht te prikken ader. En dan komt er bloed. Door een naald. In mijn arm... Ik mag zelf kiezen of ik nog een prik wil. De redenen voor mijn besluit zijn onveranderd, en dus leg ik mijn hand weer op tafel. Ik zal b zeggen en als het moet – kan – ook c. Terwijl we wachten, meet de arts mijn bloeddruk. Onder de strakke band voel ik mijn hartslag. Te snel. En dan blijkt dat mijn Hb-waarde nog veel lager uitvalt. “Wat nu?” vraagt ze. Ook nu blijf ik bij een eerder besluit. Ik wil best vaker de moed verzamelen hierheen te komen en me laten prikken, op één voorwaarde: dat ik er een ander mee help. Nu dat steeds niet kan, wordt de drempel me te hoog.
 
“Teleurgesteld loop ik de deur uit. Buiten haal ik opgelucht adem.” Het leken me zulke rake zinnen. Maar ze kloppen niet. Ik bén niet opgelucht. Ik adem wel diep in, om mijn lijf te laten weten dat het zich niet zo moet aanstellen. Ineens vraag ik me af of ik me wel zo had vastgeklampt aan dit scenario om de mogelijkheid van meer naalden te negeren. Want dat ik dat goedje, dat mij angst aanjaagt als het mijn lijf verlaat, dat zo vies naar metaal smaakt en dat mij in leven houdt, niet met een ander kan delen die het zo nodig heeft, dat is ineens zuur.
 
Zo eindigt dus mijn bloeddonor-avontuur, in ieder geval voor de komende paar jaar. Want mogelijk is de situatie in mijn aderen over een jaar of vijf veranderd. Wat denk je ervan, beste lezer, neem jij voor nu het stokje over?

1 opmerking:

  1. Helaas, ik ben een paar jaar geleden afgekeurd als bloeddonor vanwege mijn ADCA. Knap als je een genetische hersenaandoening via bloeddonatie kan doorgeven. Dan zou je dus met bloed iemands genetische opmaak veranderen?!? En mijn HB was altijd héél hoog... ;-)

    BeantwoordenVerwijderen