woensdag 12 december 2018

Seven Drunken Nights: heimwee en smurrie

Kunstwerk met gestapelde bollen en gebouw Trinity College
 
Maf om te merken hoe weinig er nodig is. Een paar maten en mijn voet houdt zich niet meer stil. Dat ritme, hij moet gewoon meedoen. Ierse muziek heeft al snel die macht over mij. The Dubliners zijn misschien wel het bekendste voorbeeld, een groot succes in Ierland en ver daarbuiten. In Seven Drunken Nights – The Story of The Dubliners nodigen vijf mannen ons uit in de pub en delen ze hun verhaal.
 
Dat doen ze in een stijl die ik door de gidsen die mij afgelopen zomer met hun woorden boeiden, terecht of onterecht als Iers ben gaan zien. Vol trots vanwege deze “favourite sons”. Met schetsen van vervlogen tijden, waar je haast heimwee naar krijgt al was je er nooit. En veel humor. Billy Barton kan rekenen op bewonderend applaus als hij moet bekennen dat hij 89 is. Dat slaat om in waarderend gelach wanneer hij even later meldt 92 te zijn. De uitspraak van de eerste bandnaam, Ronnie Drew’s Ballad Group, is ook reden voor vermaak. Zij werden namelijk per abuis weleens als Ronnie Drew’s Ballet Group bestempeld.
 
Hoe een man ondanks het verbod op muziek in pubs werd overgehaald te spelen in O’Donoghue’s en er vele ‘sessions’ volgden, de achtergrond van hun naam – een bandlid las toevallig het boek “Dubliners” van James Joyce –, dat “Seven Drunken Nights” in Ierland werd verboden maar het begin was van hun enorme succes, gezondheidsproblemen en overlijden. Vijftig jaar carrière passeert de revue. In die tijd waren er elf bandleden, die ieder iets nieuws toevoegden. Om de haverklap gaan verhalen over in muziek. Niet netjes nadat een periode is afgerond. Nee, soms is de tekst van een lied haast het vervolg op wat wordt gezegd. Of vormen de klanken een stukje tot leven gekomen geschiedenis. Bijvoorbeeld wanneer ze spelen in een opnamestudio of tv-programma. De muziek is met geen mogelijkheid eentonig te noemen; op deze manier is de voorstelling zelf dat ook niet.
 
De herkenning is groot en ik loop weer door de straten van Dublin. The Dubliners hadden misschien niet de mooiste zangstemmen, maar ze klonken als de mensen om me heen, vertelt een van de mannen. Wanneer zij “Molly Malone” spelen, denk ik terug aan de zingende Dublinse buschauffeur. Hij hoorde niet thuis op een podium en miste de instrumenten die deze muziek zo aanstekelijk maakt. Maar ook toen bleef het lied overeind; het paste perfect in die stad. Natuurlijk herken ik niet alle verwijzingen en plaatsen, maar de belangrijkste herken ik wel. O’Donoghue’s, de pub waar The Dubliners veel speelden. De pub waar ik kennismaakte met typisch Iers eten. Als “Dirty Old Town” wordt ingezet, dat ik uitgerekend in die pub hoorde, is mijn heimwee compleet.
 
De klanken van de instrumenten zijn energiek en opzwepend. Wanneer echte ballads als “The Town I Loved So Well” worden ingezet, blijkt ook hoe krachtig en aangrijpend zangstem en tekst kunnen zijn. Het Nederlandse publiek is wat lastig mee te krijgen. In Ierland zal deze voorstelling vast meer pijnlijke handen en schorre kelen opleveren. Maar zeker wanneer het toegift nog drie bekende nummers blijkt te zijn en het publiek vanwege hun staande ovatie nog op de been is, wordt het ook in De Blauwe Kei in Veghel een feestje. Als vooraan een meisje enthousiast meedanst, wordt ze het podium op gehaald. Er wordt een jig ingezet en zij laat even zien hoe je je ook als Nederlander niet in hoeft te houden als deze muziek klinkt.
 
Zelfs de dag zelf doet moeite me terug te brengen naar Ierland. ’s Ochtends maken we met Wilka een wandeling over modderige paden en langs water. “Het lijkt Ierland wel”, aldus mijn vriend. Maar al zou ik mijn best doen, tot mijn knieën in de blubber wegzakken lukt hier niet. Destijds hoefde ik daar geen enkele moeite voor te doen. Na de voorstelling besluiten we, niet echt Iers, pannenkoeken te eten. Het ene moment schep ik nog een hap salade uit een bakje, het volgende glijdt het schuin langs mijn sjaal, belandt op de kop op mijn been en stuitert rinkelend op de grond aan stukken. Een plakkerige smurrie met stukjes achterlatend. Dit keer niet de gedachte of ik in de beek zal springen om blubbervrij te worden, maar vriendelijke serveersters die komen aansnellen met servetjes. Die avond ligt dezelfde broek als een paar maanden geleden te weken, in de hoop later vlekvrij uit de wasmachine te komen. Ach, een kleine prijs. Voor Ierland wil ik die broek nog wel veel vaker wassen.
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten