Bedaard loop
ik over het pad. Steentjes en takjes kraken onder mijn voeten. Het geluid van
vogelgezang omringt me. In de verte kabbelt een beekje. Het pad slingert door glooiende
weilanden, prachtige en geurende heidevelden en dan ineens weer door een dicht
bos. Langs het pad groeien bomen en struiken. Fris en groen, maar onopvallend
door hun constante aanwezigheid. Ik heb meer aandacht voor de kleine, fleurige
bloemetjes die her en der onverwacht hun kopjes boven het groen uitsteken.
Stap, stap, stap. Ik loop door. Waar naartoe, geen idee. Zo nu en dan ligt er
ineens een steen of grote tak op het pad en kom ik aan het struikelen. Soms val
ik en haal ik handen of knieƫn open. Vaker word ik opgevangen. Altijd vervolg
ik mijn weg langs het pad.
Van tijd tot
tijd is het pad vlak. Op zulke momenten draai ik me af en toe om, om te zien
waar ik vandaan gekomen ben. Ik kijk dan ook eens extra om me heen, om te
genieten van het uitzicht dat die lastige klauterpartij me heeft opgeleverd.
Dan gaat het pad ineens weer steil omhoog, maar stoppen is geen optie. Het pad
zal ooit eindigen, maar ik ben vooral nieuwsgierig naar alles wat ik onderweg
zal treffen. Aangemoedigd en gesteund waag ik de klim, vol verwachting
bedenkend hoe mooi het daar boven op die bergtop zal zijn. Hoe ik dan alle
inspanning de moeite waard zal vinden. Hoe ik op de top een feestje kan bouwen,
samen.
Maar voordat
ik van het nieuwe uitzicht kan genieten, verdwijnt de grond plotseling onder
mijn voeten.