De geur in
theaterzalen is angstaanjagend. Verwachting en spanning van het publiek,
artiesten die zich – al dan niet gespannen – in het zweet werken, schrik,
verdriet, woede, ontlading, plezier. Avond na avond stapelt het zich op. De
zaal ademt stress, intimiteit, heftige emoties. Een andere verklaring is er
niet.
Al zolang ik
haar ken, vindt Wilka theaterzalen spannend. Ze vliegt overeind bij applaus,
hijgt, wil het liefst op schoot, kan haar draai niet vinden. Als de
voorstelling zelf dan ook nog eng is, houdt ze het niet meer en laat ze van
zich horen. En dat terwijl ze in de meest uiteenlopende situaties de rust zelve
is. Zelfs na een wat pijnlijk onderzoek in de dierenkliniek schudt ze zich
meteen uit, gaat met haar lijf opzettelijk tegen mijn voet liggen en ontspant,
om kort daarna net zo makkelijk weer op die behandeltafel te stappen. Maar
theaterzalen, die zijn doodeng.
Nog één test
Sinds het
blafincident van begin dit jaar heeft Wilka geen voorstellingen meer bezocht.
Destijds reageerde ze op een enge scène en dus wilde ik haar niet plagen met
voorstellingen met harde muziek of onverwachte geluiden. Maar alleen Simone
Kleinsma en een pianist op een toneel dat ook nog eens aan de andere kant van
de zaal is, dat moet ze wel kunnen. Dit keer geen horror zoals bij Yentl en De
Boer of een zaal vol harige collega’s zoals bij een congres van KNGF
Geleidehonden. Als ze het dan nog niet waardeert, moet ik andere conclusies
trekken.