Donderdagavond
21 februari. Achthonderd metalen plaatjes tussen de straatstenen. Bijna achthonderd
namen. Van mensen die droomden, hoopten, vreesden, leefden. Mensen die stierven
toen op 22 februari 1944 de bommen vielen.
Burgers, die niets anders deden dan leven, fataal getroffen door hun bondgenoten. Morgen 75 jaar geleden. Wie wil, staat vanavond stil bij hun dromen. Op deze brandgrens van herinneringsplaatjes, licht, muziek en woorden.
Burgers, die niets anders deden dan leven, fataal getroffen door hun bondgenoten. Morgen 75 jaar geleden. Wie wil, staat vanavond stil bij hun dromen. Op deze brandgrens van herinneringsplaatjes, licht, muziek en woorden.
21 februari,
19.59 uur. De klokken van de Stevenskerk luiden. Bij elk herdenkingsplaatje
brandt een lichtje. Iedere persoon op de brandgrens met een lichtstaaf heeft
iets te delen. Wij gaan naast een dichter in de Broerstraat staan. Ze verwoordt
de angst van een klein meisje, vluchtend over de Waalbrug. Een gatenkaasbrug.
Als ze is uitverteld en even later opnieuw begint, schuiven wij met meer
omstanders op naar de volgende. Deze man spreekt over grenzen. Die tussen
Noord- en Zuid-Vietnam en hoe deze verdween. De muur van Trump, die hopelijk
nooit wordt gebouwd. Regelmatig dringt een sterke geur mijn neus binnen, afkomstig
van fakkels gedragen door hardlopers die langs de brandgrens rennen. Van verderop
in de straat horen we koren, muziek, andere stemmen, verkeer. We gaan zo dicht
mogelijk bij de sprekers staan om hun woorden op te vangen. Midden op straat
samen met onbekenden echt naar een onbekende luisteren, wanneer doe je dat nou?
Hun “Bedankt voor het luisteren” wordt beantwoord met “Dank je wel” en zacht
applaus. Oprechte dank voor de geschonken woorden. Woorden over verleden, heden
en toekomst. Woorden van angst, pijn, verdriet, verwachting en hoop.
21 februari,
20.15 uur. De klok luidt opnieuw. De muziek en woorden stoppen. In een stroom
lopen we door de donderdagavonddrukte naar Museum Het Valkhof. Buiten staat een
koor te zingen. Zachtjes, en een saxofonist toetert er vanaf een afstandje vrolijk
doorheen. Toch slagen ze erin het publiek in drie groepen een canon te laten
zingen. "Shalom chaverim, shalom, shalom."
We drommen
naar binnen. Het Valkhof heeft vast in tijden niet zo veel bezoekers gehad. We
lopen langs werken van Ceija Stojka, een Romavrouw die als meisje drie
concentratiekampen overleefde. Ze schilderde zonnebloemvelden, dansende mensen,
woonwagens. Maar dan volgen treinen, barakken, mensen die worden afgevoerd,
soldatenlaarzen. Gedichten en teksten over gemis van familie, leven tussen de
doden, de stank, hoe ze gedwongen lijken van kinderen waarmee ze speelde uit
hun bedden wierp, berusting om te sterven, de geschokte soldaten die hen
bevrijdden. Ik weet dat het afgrijselijk is. Ik vóél dat het afgrijselijk is. En
toch, ik kan me er geen voorstelling van maken.
Als we even
later napraten bij een kopje thee, en gesprekken al snel weer over alledaagse
beslommeringen gaan, hoop ik dat ik dat ook nooit zal kunnen. Dat niemand dat
in de rest van zijn leven ooit zal kunnen. Het was bijzonder en aangrijpend om
even zo dicht bij deze mensen te komen. Mensen zoals jij en ik, maar dan met
gruwelijke herinneringen. Het was dichtbij genoeg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten