“Strek je arm. Houd je hand alsof je een glas vasthoudt en je niet wilt knoeien.” Ik volg de instructies op. “Zo?” Nog voor haar bevestiging goed en wel haar lippen verlaat, landt er iets op mijn hand. Plof. Bewonderend tuur ik naar de grijs-witte vlek. Wauw. Ik heb voor het eerst in mijn leven een uil op mijn hand.
Wie weleens bij me thuis kwam, zag ze staan: uilen in allerlei soorten en maten. Jaren geleden kreeg ik de eerste cadeau, als tastbare verwijzing naar de magische wereld van Harry Potter, waar ik zo graag in wegkroop. Al snel volgden er meer. Dus toen ik ontdekte dat we in Wales vlak bij het British Bird of Prey Centre verbleven, en dat die ‘owl encounters’ aanbiedt, liet dat me niet meer los. Maar had ik daar wat aan? Op die vraag kreeg ik een uitgebreid en doordacht antwoord. Ik zou de vogels horen roepen en voelen landen. En omdat ze medische controles gewend zijn, onder begeleiding kunnen aanraken. Als de valkenier rekening kon houden met licht, zodat ik de dieren beter kon zien, moest ik dat vooral aangeven. En had ik begeleiding nodig om over een grasveld te lopen? Dan kon dat ook.
Feitjesregen
Die e-mail zette de toon voor ons bezoek. Hoewel ze speciaal voor hulphonden kennels hebben, biedt onze valkenier – een spraakzame jongedame bij wie ik me meteen op mijn gemak voel – aan een betere plek voor geleidehond Esmee klaar te maken. Omdat de kennels lage, dichte plastic hokjes blijken te zijn, neem ik dat aanbod graag aan. Even later ligt Esmee wat verward op een stapel zachte dekens in de ruimte van de dierenarts, die speciaal voor haar is opgeruimd.
Zodra onze valkenier onze interesse opmerkt, begint de feitjesregen. Zo’n beetje het eerste: alles wat je op school over uilen leerde, klopt niet. Niet alle uilen zijn nachtdieren. Dat kun je zien aan hun ogen. De uilen met zwarte ogen jagen ’s nachts. Hebben ze oranje ogen? Dan zijn ze actief als het schemert, ’s ochtends en ’s avonds. De geelogigen grijpen hun prooi overdag. Wijs zijn ze ook niet, vindt ze. Sommige zitten net zo lang in een boom tot een prooi naar hen toe komt. Vliegen kost veel energie. Best slim dus, als je het mij vraagt.
Mijn vriend en ik krijgen een dikke leren handschoen voor onze linkerhand. De dieren weten dat als ze worden geroepen met een fluitsignaal of hondenklikker, er eten te halen valt. Even voelt het vreemd deze mooie dieren keer op keer kunstjes te laten doen. Dan bedenk ik dat ik straks mijn Esmee haar tuig aantrek, en verwacht dat zij kwispelend voor me werkt.
Frodo: grappige, vlugge ringdrager
Als eerste ontmoeten we Frodo, een zuidelijke witwangdwergooruil. Grijs-wit, met zwarte strepen langs zijn witte ‘gezicht’ en oranje ogen. Zodra ik mijn hand uitsteek, landt deze kleine vogel op mijn handschoen. Met zijn ruime 200 gram is hij de lichtste uil die we vandaag op onze handschoen krijgen, maar hij landt het luidst. Hij gebruikt de handschoen om zijn snelheid te breken. Hij komt met een plof neer, zoekt zijn beloning en vliegt weer op. Hij is zo’n veertien en beheerst zijn werk duidelijk uitstekend. Hup, daar is hij, en hup, zo is hij ook weer weg. Frodo is dezelfde soort als de uil van Ron Weasley uit Harry Potter, vertelt onze valkenier. Die wordt beschreven als een hyperactief uiltje dat als een malle rondvliegt. Ik kan er voor het eerst echt een beeld bij vormen. Dankzij Frodo. Binnen de kaders heeft hij vrijheid. Op aanwijzingen van onze valkenier lopen we een stukje. Frodo zit kalmpjes op mijn handschoen. Wanneer hij dat zat is, vliegt hij weg.
Hij is heel vriendelijk, aldus de dame. Dus als ik wil, kan ik zijn snavel voelen. Ik steek mijn hand uit en al snel knabbelt hij aan de huidplooien op de bovenkant van mijn vingers. Wat een gek gevoel! Ook voel ik zijn tenen, houtachtig en verrassend dik, en zijn zachte pootjes. Meer haren dan veren, vertellen mijn vingertoppen me. Frodo’s bijbaan bezorgde hem zijn naam: hij brengt de ringen op bruiloften. Deze ringdrager doet ook vandaag zijn naam eer aan. Ineens heeft hij mijn ring te pakken en trekt gretig omhoog.
Allan: geest in de nacht
Daarna ontmoeten we Allan, een kerkuil met zwarte ogen en lichte veren. Wit op de borst, bovenop een mengeling van zandkleur en grijs met donkere vlekjes. Het bewolkte Welshe weer werkt onverwacht in mijn voordeel: geen verblindende zon of felle lucht, maar door de wolken afgezwakt licht dat rustig is aan mijn ogen. Allans lichte veren boven het groene gras trekken als vanzelf mijn blik naar zich toe. Het zou me niets moeten doen, want ik zie niet meer dan een vlek mijn hand naderen. Als hij laag weer wegvliegt, volg ik hem een stuk met mijn ogen over het veld. Wauw, ik zie gewoon een uil vliegen! Dat hij groter is, zo’n 250 gram, voel ik zodra hij – een stukje subtieler – op mijn handschoen landt. Met zijn tenen grijpt hij die stevig vast. Zijn snavel is een stuk scherper en zijn beet harder, dus dat wil de valkenier me besparen. Terwijl zij hem afleidt met stukjes vlees, voel ik voorzichtig dat zijn tenen een stukje dikker en ruwer zijn. De valkenier brengt hem tot dicht bij mijn gezicht en vraagt me eens te snuiven. Dat zij hem naar zeep vindt ruiken, snap ik wel. Ook bespeur ik iets houtachtigs.
Ozzy: indrukwekkende verschijning
Dan is het de beurt aan Ozzy, een imposante Bengaalse oehoe. Geelbruin met zwarte accenten en feloranje ogen. Ik krijg de keus: op het veld, waar hij verder vliegt en ik mogelijk ook hem kan zien. Of zoals gepland het bos, waar hij van hoger komt aanvliegen. Ik kies het tweede. Ozzy weet duidelijk wat de bedoeling is en vliegt vast vooruit. “Heb jij mijn uil gezien?” vraagt onze metgezel aan nietsvermoedende voorbijgangers. Ik voel de verbazing in hun blikken. Dan stamelt een man dat hij wel een grote vogel zag, die kant op. “Oh, dat is mijn uil”, klinkt het vrolijk en we lopen grinnikend door. Ozzy is een stuk zwaarder, ongeveer een kilo, en als hij opvliegt duwt hij mijn hand krachtig naar beneden. Terwijl hij stukjes vlees naar binnen werkt, voel ik dat zijn tenen nog wat dikker zijn en zijn poten net zo zacht als die van de andere uilen. Ook voel ik de ring en het leren riempje dat ze allemaal dragen. Ik krijg een stukje rauwe kip in mijn hand en reik omhoog, maar Allan merkt het niet en vliegt weg. Ze lokt hem terug en leidt mijn hand verder omhoog; wauw, Ozzy is écht groot! Terwijl hij de kip aanneemt, krijg ik een beetje een indruk van zijn snavel. Wanneer Ozzy op weg naar mijn vriend vlak langs mij scheert en ik de wind van zijn vleugels in mijn gezicht voel, lacht de valkenier tevreden. Missie geslaagd.
Elk zijn eigen geluid
In het wild maken vooral uilskuikens geluid. Die vragen om eten. Daarna leren ze al snel geruisloos te zijn. Veel uilen zien slecht, zeker van dichtbij. Sommige zien hun eigen voeten niet eens. Ruiken kunnen ze helemaal niet. Uilen jagen op gehoor. Ze horen zo’n zeven keer beter dan wij, ook onze hartslag ontgaat hen niet. Dus maken ze zelf zo min mogelijk geluid. De uilen vliegen inderdaad heel stil. Omdat de lucht vrij vochtig is vandaag, wat vliegen bemoeilijkt, hoor ik Frodo’s vleugels iets fluisteren als hij vlakbij is. De grote Ozzy weet zich goed stil te houden. Hoe goed ik ook luister, Allan vliegt geruisloos.
In het wild hoor je ze vooral op lenteavonden roepen, op zoek naar een partner. Denk je nu aan het mysterieuze ‘oeoeoe’-geluid? Dat is een bosuil. Net als in Wales komt die in Nederland veel voor. De uilen in het roofvogelcentrum zijn grootgebracht door mensen. Mensen zijn hun ouders, hun voedselbron, ook als ze volwassen zijn. De volwassen geluiden leren zij niet. Ze blijven hangen in hun babygeluiden. Wat we hier horen, is onnatuurlijk.
Frodo klinkt haast als een wat verontwaardigde kat. Allan heeft een hoge schreeuw. Vroeger zagen mensen deze nachtelijke witte schimmen aan voor geesten, voorspellers van de dood. Met zo’n geluid snap ik dat wel. Daar komt dan ook de uitdrukking ‘to screech like a banshee’ vandaan. Ozzy heeft een korte, harde roep. Frodo was grappig en communicatief, Allan gracieus en Ozzy imposant. Maar dat mysterieuze ‘oeoeoe’ dat alleen een bosuil maakt, blijft het mooiste geluid.
De valkenier is duidelijk gewend dat mensen foto’s willen nemen en maakt als vanzelf foto’s van mijn vriend en mij met de uilen. Ik ben de eerste die ook graag een auditieve herinnering heeft, zodat ik zelf mijn ervaring kan terughalen. Van elke uil proberen we het geluid te vangen en zij vindt dat zo leuk, dat ze zorgt dat dat ook lukt.
Op kraamvisite bij Mr Bond
Als laatste mogen we op kraamvisite bij Tuxford Bond, een sneeuwuilbaby van vijf weken. Vernoemd naar zijn geboorteplaats en de getallen op zijn ring: 007. Hij kan ontzettend hard en schel roepen; het geluid snijdt door mijn hoofd. Over een paar weken kan zo’n bezoek niet meer, want sneeuwuilen zijn de agressiefste uilen, leer ik. Nu is hij alleen nog schattig. ’s Nachts woont hij nog bij een van de valkeniers, zodat hij niet alleen is. Met wat aanmoediging vliegt hij daar al tot de rugleuning van de stoel. Nu zit hij voor ons op tafel en voel ik de donzige veertjes op zijn borst en de al wat stevigere, volwassenere veren op zijn vleugel en bij zijn staart. Sneeuwuilen vinden zitten erg ingewikkeld. Als hij wankelt, maakt hij een zacht trillend geluidje. Verder is hij vooral nieuwsgierig. Hij pakt mijn vinger vast, waardoor ik aan de binnenkant van zijn snavel voel hoe deze naar beneden buigt en van voren vrij rond is. Dan trippelt hij over tafel en jat tot twee keer toe een potlood uit een bakje. Baby.
Tijdens dit alles was ik geleidehond Esmee totaal vergeten. Maar onze valkenier niet. Die vroeg halverwege via haar portofoon aan een collega hoe het met Esmee ging. Hij was net nog wezen kijken en ze was rustig, luidde het antwoord. Al piepte ze even toen hij voor de deur stond. Dat verbaasde me niet. Wat was er gebeurd als ik haar had meegenomen?, vraag ik. De ene uil zou zich verstoppen. Een ander zou zich lang en dun maken en doen alsof hij een stok was. Honden zijn voor deze dieren duidelijk eng.
Anekdotes uit een roofvogelcentrum
Na onze lunch en wandeling door de botanische tuinen, besluiten we nog even bij de vogelshow te gaan kijken. We zitten met veel andere mensen op bankjes op een grasveld en valkeniers laten verschillende roofvogels overvliegen. Sommige grijpen hun beloning uit de lucht, omdat die soorten ook in de natuur hun prooi al vliegend vangen en verslinden. Zo zijn ze kapers op de kust te snel af. Ik hoor de vogels roepen en de valkeniers fluiten en roepen. Maar ik geniet vooral van de verhalen. Over hoe de dieren vliegen en waar en hoe ze van nature leven en jagen. Hoe een valk twee ‘wilde’ buizerds ziet en die eerst gaat pesten, voor hij naar de valkenier vliegt. Dat er slechts één ooit zelf een prooi ving. Dat er eens een vogel besloot weg te vliegen. Ze zochten uren en besloten uiteindelijk te gaan slapen. In de vroege ochtendschemering lazen ze zijn gps uit: hij lag te slapen voor de deur van het centrum.
Esmee mag tijdens de show terug naar dezelfde ruimte. Of is ze liever bij mensen? Ik denk van wel, en voor ik het weet wordt er een ruimte achter de balie in het winkeltje afgezet waar ze mag liggen. Wederom heerlijk op zachte dekens. Als we haar weer ophalen, ligt ze er ontspannen bij. De vrijwilligster bekent dat haar collega’s haar uitlachten omdat ze via Google Translate wat Nederlandse woordjes had geleerd, zodat ze tegen Esmee kon praten. Dat Esmee “good maizie” net zo gezellig vindt klinken als iets willekeurigs in het Engels, heb ik haar maar niet verteld. Wat een schat. Wat een prachtige, bijzondere vogels. Wat een bijzondere mensen.
Benieuwd hoe de uilen klinken? Klik op onderstaande link en dan op de naam van de uil en hoor het zelf. Luister naar Frodo de zuidelijke witwangdwergooruil, Allan de kerkuil, Ozzy de Bengaalse oehoe en Tuxford Bond de babysneeuwuil.
Hoor de uilen
Geen opmerkingen:
Een reactie posten