“Wacht
even.” Het machinelawaai stopt. Gelukkig, ze hebben me gezien. Een eindje voor
mij op het smalle pad staan een aantal voertuigen en mannen die net nog
fanatiek de begroeiing te lijf gingen. Alleen gewapend met een stok, alle
geluiden overstemd door het machinegeweld zo’n onbekende, mogelijk gevaarlijke
situatie binnenlopen leek me geen goed plan. Wat ben ik dan ook blij dat
werklui meestal erg alert zijn op hun omgeving.
“Kan ik er
veilig langs?” vraag ik voor de zekerheid. Het antwoord is bevestigend, maar
zodra de man aanstalten maakt met me mee te lopen, fluit een collega hem terug.
“Dat kan hij wel zoeken.” De ‘hij’ in deze zin is mijn hond, die alleen een
halsband en een dun riempje van ruim een meter draagt. Na drieënhalve maand met
een ‘gewone’ hond over straat te hebben gelopen, verbaast het me nog steeds.
Blinde + hond = geleidehond. Blijkbaar was het toch niet Freasers opvallende
tuig dat mensen de afgelopen jaren op zijn aanwezigheid attendeerde. Je kunt
dus beter een kat als huisdier nemen als je wilt dat mensen je mogelijkheden
goed inschatten, bedenk ik half geamuseerd. Ach, wat maakt het ook uit. De
mannen zijn gestopt met hun werk en hoe dan ook op mij gefocust, dus ze grijpen
vast wel in voor ik mezelf blauwe plekken bezorg.
Voor ik
echter ook maar een stap kan zetten, is Freaser me voor. Hij loopt naar voren,
trekt de riem strak en voor ik besef wat ik doe loop ik achter hem aan. Hij
zigzagt, ik volg. Zintuigen op scherp en stok voor me uit. Maar zij bevestigen
alleen maar wat ik eigenlijk al lang weet. Met alleen de beschikking over zo’n
dun, slap, lang stukje nylon manoeuvreert Freaser me zonder blikken of blozen
veilig overal tussendoor. Hij heeft maanden niet meer hoeven werken, liep net
nog uitgebreid te bestuderen wat er allemaal door het gras gelopen had, maar
negeerde dat alles volkomen zodra hij de situatie overzag. Zonder aarzelen
benut hij al zijn ervaring en het enige hulpmiddel dat hij heeft en kiest hij
ervoor zijn baas een handje te helpen.
Nog geen
tien meter verder duikt hij het gras weer op. Achter mij beginnen de machines
weer met hun geronk. De mannen pakken hun werk weer op, alsof er niets is
gebeurd. Even vraag ik me af wat zij ervan denken als ze Freaser nu zouden
zien. Niets, waarschijnlijk, een geleidehond moet immers ook worden uitgelaten.
Niet alleen onhandig dat zij meteen de conclusie trekken dat een hond van een
blinde een geleidehond is, het is ook zonde. Door hun onwetendheid hebben zij
een mooi en ontroerend moment gemist. Vijf jaar lang legde ik iedereen die het
vroeg uit dat Freaser precies weet wanneer hij in functie is en wanneer niet.
Tuig af betekende ontspannen en even niet hoeven opletten. Ook al kwam hij wel
eens aangerend als ik bijvoorbeeld in het bos het pad kwijt was, wist hij het
onderscheid maar al te goed te maken. Deed ik dan zijn tuig om, bracht hij me
zonder dat ik daar om kon vragen terug naar het pad. Daar stopte hij
onmiddellijk, draaide zich half om en keek me aan. Zijn vraag was duidelijk:
red je het nu weer zelf? Zodra het tuig af ging, huppelde hij dan vrolijk weer
het bos in. Maar ook op die momenten, die ik nog steeds met veel bewondering en
dankbaarheid bij me draag, deed hij het werk in tuig.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten